Al jaren wil ik een spijkerbroek maken. En dan geen half passend, duidelijk zelfgebakken exemplaar, maar een echte. Met van die oranjebruine stiksels en met echte “spijkers”. Ik ben kennelijk niet de enige, want closetcasefiles bracht een spijkerbroekpatroon op de markt met een onlinecursus jeans naaien erbij. De spijkers heten Rivets in het Engels en ze zijn gewoon te koop. Ik twijfelde een jaartje en toen dacht ik: Dat kan ik misschien ook! Het begon meteen goed: Ik had te weinig stof gekocht. Het blijkt dat je patroondelen uit jeans op een speciale manier moet knippen om te voorkomen dat het kledingstuk scheef trekt. Dus kun je niet, zoals ik meestal doe, een spelletje patroon-tetris spelen en zo min mogelijk restjes hebben. Ik besloot het dan maar als oefenmateriaal te beschouwen en er een korte broek van te maken. Dat lukte bést aardig. Er was wat aan de pasvorm te veranderen maar niet veel: ik moet een platte-billen-correctie doen. (tja…) Maar ik heb een stapel zelfvertrouwen opgedaan. Nu genoeg stof kopen, aan de gang!
Toen Dochter nog heel klein was kreeg ik een kanariegele plastic luiertas kado. Ik had zelf niet gedacht dat dat handig was, maar de tas bleek vooral de eerste paar maanden erg praktisch voor korte uitstapjes. Hij bevatte een of twee luiers, een pakje billendoekjes en een schone outfit. De tas zelf bestond, uitgevouwen, uit een afneembaar matje waarop de te verschonen nazaat paste. Zoiets wilde ik maken voor schoondochter J, maar wel van een andere kleur, en wat vriendelijker materiaal dan dat plastic.
Ik zocht een patroon en verzamelde materiaal: jeans en een soepele vinyl, beiden lichtblauw. Daarbij de eerder beschreven bandjes. Ik wist toen nog niet of de baby een jongen of een meisje was, maar buiten dat, niet de baby maar de ouders moeten de tas dragen. Toen ik alles bij elkaar had maakte ik eerst een paar proefjes met verschillende soorten vulmateriaal.
De bovenste is gevuld met één laag schuim, speciaal om in tassen te verwerken om ze wat “body” en stijfheid genoeg te geven. De middelste proef heeft twee lagen van datzelfde schuim, de onderste een laag schuim en een laag fiberfill. Het bleek dat mijn naaimachine de dikkere varianten niet goed aankan, hij ging steken overslaan. Buiten dat lieten de dikkere materialen zich niet zo makkelijk tot een envelop-model vouwen. Ik bedacht dat de baby er natuurlijk geen uren op hoeft te liggen, dus de uiteindelijke keuze voor één laag schuim is wel goed. Het is een heel andere tak van sport, tassen maken. Alleen al het verwerken van zo’n plaat schuim: de hele tafel moest leeg om het onder de naaimachine door te kunnen schuiven. Ik leerde de biasband-truc via een tutorial van een quilt-website. Het vinyl moest in één keer goed genaaid worden, als je een naadje uithaalt blijven er zichtbare gaatjes achter. Maar het lukte allemaal toch best goed.
Dit is een tas waar ook mijn stoere zoon wel mee over straat wil, denk ik…. als hij achter de kinderwagen loopt. Of het ook echt een bruikbaar ding is blijkt natuurlijk pas als de baby er is. Ik weet nog dat ik mijn gele tas niet meer gebruikte toen Dochter een maand of vier, vijf was. Er moesten steeds meer speeltjes en fruithapjes en slabbetjes en nog meer speeltjes mee.
Er zijn boeken vol geschreven over stijl, mode, passende kledingkeuze. En televisieprogramma’s ook nog (die ik niet om áán te zien vind, maar dat is weer een ander verhaal). Ik denk zelf altijd dat je gevoel bij wat je draagt het beste kompas is. Dat gevoel kan veranderen in de loop van de tijd.
Ik draag graag rechte, korte jurkjes. Eigenlijk gewoon een heel lange trui in een gedekte kleur en dan woest gekleurde kousen/panty/leggings er bij. Ik heb geen slechte benen -al zijn ze niet zo lang- dus de aandacht daarheen is prima. Vandaag droeg ik weer zo’n lange trui met een grote col in een zwartwit ruitje en een groenblauwe panty, maar ik merkte dat ik me er niet zo happy in voelde. Ik vond hem eigenlijk gewoon te kort. Grappig dat je gevoel over wat gepaste kleding is met je leeftijd mee verandert. Ik noem het gemakshalve maar voortschrijdend inzicht. Ik kan die truien natuurlijk nog best aan. Met een knielange rok. Of een skinny jeans.
Voor een project dat nog even geheim moet blijven ging ik met een lijstje naar de lapjeswinkel en kocht na lang twijfelen een vrij lichte kleur jeans. Het volgende item op mijn lijstje was biasband, vijf meter maar liefst. Ik kon niet kiezen dus ik kocht twee kleuren, een hard roze en een grasgroen, die beide in de winkel wel aardig bij de jeans leken te kleuren, het mocht best een knalkleurtje zijn. Maar eenmaal thuis vond ik het biasband niet geschikt. Het was wel erg dunne stof en eigenlijk iets smaller dan ik gehoopt had. En die kleurtjes… ik was er nog steeds niet zeker van. En biastape kun je best zelf maken. Zo kwam het dat ik nóg eens naar de lapjeswinkel ging voor een roodwit brabantsbont katoentje en daarvan vanavond een uur lang diagonale stroken sneed. Die ik nu zo aan elkaar moet gaan zetten dat je de naadjes niet ziet en de ruitjes onafgebroken doorlopen. Soms denk ik dat ik mijn leven onnodig gecompliceerd maak. Aan de andere kant, het ís leuker, het ruitje. Toch?
Een overhemd voor onder een pak. Ik maakte het van poplin in een bleekblauwe kleur. Na overleg met de drager werd van dit overhemd de kraagstaander 3 mm hoger en de kraag een halve centimeter wijder gesneden. Verder is het precies hetzelfde als alle voorgaande overhemden. Ik vergat zogenaamde collar stays in de kraag te zetten maar ik heb een heel stijve tussenvoering gebruikt, ik denk dat ze niet gemist zullen worden. Ook ging het met de knoopsgaten íets beter dankzij een kleine wijziging in het inrijgen van de onderdraad in mijn naaimachine. Ik gebruikte mooi glanzend borduurgaren voor het doorstikken en voor de knoopsgaten.
Vriendin H. had een shirtje met een hoge col. De kleur was perfect, de maat prima, maar die col, dat vond ze niet prettig. Dus toen ze er mee langs kwam zetten we de schaar er in. Er werden twee repen van 4 centimeter breed van de col geknipt, die zette ik aan elkaar zodat ik een lange strook had. Toen knipten we de halsopening tot de gewenste wijdte. Daarna werkte ik de halsopening af met de strook: dubbelgevouwen en iets opgerekt langs de halsopening genaaid en met de tweelingnaald afgewerkt. Zo staat het shirtje haar geweldig!
In 2005, mijn eerste praktijkjaar op modevakschool maakte ik een grijze wollen jas. Mantel, noemde men op school zo’n kledingstuk, want het was een ouderwetsch degelijke opleiding; er werd ook over japon gesproken als het een jurk betrof. Ik leerde érg veel van het maken van deze mantel. Hij is voorzien van paardenharen “binnenwerk” en van gepassepoileerde zakken, hij is perfect op maat. Ik heb hem nooit gedragen, niet lang na het voltooien maakte ik de voering weer los om te kijken hoe het ook alweer moest met de schoudervulling en daarna verdween hij in de kast. Nu het weer winter wordt en ik overwoog een jas te kopen dacht ik ineens aan mijn mantel, haalde hem tevoorschijn en repareerde de voering. Ondertussen zag ik dat ik -gelukkig- toch een heel wat betere naaister ben geworden sindsdien, vooral binnenin was het nogal rommelig afgewerkt. Ik perste netjes alle kreukels van het jarenlang in de kast liggen eruit en trok hem aan. Maar… nee. Hij past nog steeds prima. Maar het stáát me niet, ik zie er plomp en vierkant mee uit. En het oog wil ook wat. Terug in de kast, dus maar. Ik ben meer een jas- dan een manteltype denk ik.
Het heeft iets gezelligs. De eettafel vol met stof, meten en rekenen, nóg een keer meten, strak recht knippen, naaien, zomen, plooien, haken… voila! Nieuwe gordijnen voor Dochter. In al zijn eenvoud best een leuke klus altijd.
Het kleinkind-in-de-maak is inmiddels zo groot als een avocado. Om de zestiende week van haar/zijn bestaan te vieren maakte ik dit ensemble. Het patroon voor het overslagtruitje is zelf getekend, losjes gebaseerd op het patroon voor een rompertje dat ik eerder gebruikte.
Het broekje is, net als dat rompertje, een patroon van Lara Sanner. Eigenlijk zou dat van een gewoon katoentje gemaakt moeten worden, bij voorkeur met ruches langs de pijpjes. Schattig natuurlijk, maar ruches zijn niet zo toepasselijk als het een jongen is. Dus koos ik voor dit groene tricootje van precies de goede kleur. Het lapje dat ik had was net niet groot genoeg voor iets anders… het moest zo zijn.
Het ziet er best professioneel uit. Natuurlijk had ik de juiste kleuren garen nog op de lockmachine laten zitten. Ik vind het zelf erg leuk geworden maar ik denk dat ik het nóg leuker vind als de baby er ook feitelijk in zit. 🙂
Al zolang als ik me kan herinneren moeten mijn broeken-uit-de-winkel korter worden gemaakt. Soms een belachelijk eind, soms maar een beetje… maar ik heb kennelijk nogal korte beentjes, vergeleken met de mode-standaard. Ha, ik pas helemáál niet in de mode standaard. Prima, ik had me voorgenomen zelf mijn spijkerbroeken te gaan maken, ik heb stof en patroon klaarliggen. Het plan is niet van tafel, maar ik had sneller een nieuwe broek nodig dan ik tijd er voor vrij maakte. Er is ook zoveel leuks te doen! Buiten dat bracht ik afgelopen week elk vrij moment nogal zielig op de bank door. Griep. Hoe dan ook ik kocht een nieuwe jeans en maakte hem korter. Ik weet nooit goed wat te doen met de afgeknipte stukjes, ik gooi ze meestal weg. Maar misschien had ik ze moeten bewaren. The Makery schreef een wedstrijd uit om iets geheel nieuws te maken van oude jeans. Geweldige creaties kwamen voorbij, maar de winnares was wel héél erg terecht. (Nee serieus. Scroll even door naar het eindresultaat. Geweldig.)