Busseltjes en mutsen

Oorwurmen zijn onbegrepen diertjes. Ze zien er niet spectaculair uit, ze worden eng en vies gevonden. Ik vond zelfs online een link getiteld “hoe bestrijd je oorwormen?” Niet, is het antwoord op deze vraag, want oorwormen eten luizen. (Dus de vraag moet zijn: “Hoe bestrijd je bladluis?” en daarop is het antwoord: Met oorwormen.) Ook zijn het buitengewoon toegewijde moeders, een oorworm-moeder zorgt een jaar lang voor haar kroost. Kortom, ik ondersteun de oorworm van harte.

Daarom hing ik afgelopen zondag in de fruitboompjes op de volkstuin huisvesting voor oorwormen. We knipten wat oude bamboestokken klein en bonden de stukjes met touw tot “busseltjes”. Nog best decoratief ook. Vrij te aanvaarden, geen kosten koper en geen erfpacht.

Ook een bloempotje waarin met behulp van het ophangtouwtje een bosje stro is bevestigd doet het altijd goed. Ik zag dat er voor dit doel ook zogenaamde “luizenmutsen” te koop zijn. Vrolijk versierde keramieken puntmutsen, worden geleverd mét stro. Op de oorwormen-woningmarkt het top-segment!

De oneindige bol

Op mijn werk komt elke woensdag de bloemist een boeket in een vaas of een bloemstuk brengen, voor op tafel in de wachtruimte. Dan neemt ze het bloemwerk van de week ervoor -natuurlijk nog niet verlept- weer mee. Vaak zitten er wat zijdebloemen tussen, of een kaars, of glazen elementen, dus dat wordt dan opnieuw gebruikt in de bloemenwinkel. Maar de echte bloemen gaan gewoon weg. Zonde, maar begrijpelijk: de bloemist heeft niets aan bloemen van een week oud. Dus tegenwoordig haal ik op woensdagochtend de “natuurlijke” bloemen uit het bloemstuk en knutsel daar een kleiner boeketje van voor op tafel in onze personeelsruimte.

Zo kwam half oktober 2024 een amaryllisbol met 10 cm steel en een dikke knop uit een bloemstuk, waar de bloemist geen bestemming meer voor had. Ik nam de bol mee naar huis en zette hem in een schaaltje op de vensterbank. Kleindochter K kwam logeren en was wel benieuwd wat daar nu uit zou komen.

Eind oktober was ze weer thuis en appte ik deze foto aan haar vader, om de bloemen aan haar te laten zien. Maar dat was pas het begin. Na deze stengel met zes bloemen volgde er nog eentje met zes, en daarna nog eentje met vijf. Zeventien van die grote bloemen uit één bol! Het was prachtig. Diep onder de indruk besloten we te proberen de bol over te houden tot volgende herfst. Daarvoor zijn online goede handleidingen te vinden. De bol werd opgepot en op een koelere, lichte plaats gezet zodat hij bladeren kon vormen, waarmee hij dan de zomer door kan. Er kwam inderdaad een klein puntje blad, maar ook…

Nóg een stengel met vier bloemen. Verbazingwekkend. Ik heb even gezocht of er ergens een record beschreven is, maar niets gevonden. Dit is beslist een kampioensbol.

Tussen kerst en vuurwerk

Het zijn drukke tijden, de laatste maanden van het jaar. Ik hou naast mijn werk maar weinig tijd over. Maar ik had nog een eerder gemaakt projectje in de rij staan om hier te tonen:

De zwarte onderbroek is gemaakt van het rugpand van een T-shirt. De voorkant van dat shirt was beplakt met glimmende acryl druppels. Ik vond het een erg leuk shirt, maar toch is het stom dat ik het kocht, want na één keer wassen waren er drie druppels af. Precies de reden dat ik meestal kleding met pailetten, kraaltjes, glitter en dergelijke in de rekken laat hangen: die losgewassen stukjes plastic verdwijnen ergens heen waar het niet hoort. En de levensduur van het kledingstuk is héél kort. Na nog een keer dragen en wassen was mijn druppelshirt niet meer toonbaar. Ik schreef het tandenknarsend af als lesmateriaal en om de schade wat te beperken verwerkte ik het deel zonder lijmresten tot onderbroek. De stof voor vier gebloemde slips kocht ik van de zomer in Parijs. Altijd een leuk klusje, ondergoed maken.

Van het een komt het ander, en weer wat anders

Het begon met het verwerken van de laatste appels. Daarvan had ik een restje over, daar maakte ik een appel crumble van. In de toplaag verwerkte ik wat havermout om het geheel minder zoet en wat vezelrijker te maken, daarom was er meer crumble-deeg dan ik nodig had. Ik strooide er ook gehakte walnoten over want walnoten had ik tenslotte ook. Prima toetje, en ontbijt voor de dag er na. Ik kraakte meer noten dan ik nodig had, dus kraakte ik er nog meer en maakte er een Engadiner notentaart mee. Met Engadiner notentaarten is wel wat raars aan de hand, ze verdwijnen altijd zo snel dat ik ze niet fotograferen kan. Ook is het lastig om de deeglap precies op maat uit te rollen, dus had ik alwéér een restje.

Dus had ik een restje crumble-deeg, een restje notentaart-deeg, een restje “eggwash” (geklutst ei met een beetje water, is daar makkelijker Nederlands woord voor? ) en nog een handvol gekraakte noten.

Dat werden koekjes. En daarvan bleef niets over.

Wat ik vandaag maakte: het te warm

December is een drukke maand op het werk voor ons allebei. En áls we dan vrij zijn is het meestal geen prettig weer. Dus toen het vanmorgen -zondag- zonnig was werkten we vlug het ontbijt naar binnen en gingen naar de tuin, ik was er al meer dan twee weken niet geweest. Ik haalde de dahlia’s uit de grond en kruide de hele stapel knollen naar de auto. De dahlia knollen laat ik eerst een paar dagen drogen in de schuur, daarna schoon ik ze op en gaan ze voor de winter in een grote doos met zaagsel. Veel van de dahlia’s hebben dit jaar niet gebloeid, dus nu weet ik meer welke knol welke kleur bloem is. Dat wordt een verassing volgend jaar.

Echtgenoot Yep was ook druk aan het klussen, in het huisje hadden we het kacheltje aangestoken. Maar zo koud was het helemaal niet, het zonnetje scheen. Twee dagpauwogen die ergens in het huisje overwinteren vonden het zelfs warm genoeg om tevoorschijn te komen. Dat valt tegen, ze mogen nog een paar maanden slapen.

Wat ik vandaag maakte: Appels in

Er waren opvallend weinig wespen de afgelopen nazomer. Door het slechte weer denk ik, dat ook de opbrengst van onze tuin nogal beïnvloedde. Aardbeien, bonen, kool, het was magertjes. Maar zonder wespen hadden we wél behoorlijk veel appels. Ze zijn best goed houdbaar, maar inmiddels is het bijna december en er staat nog altijd een tas met een paar kilo in de schuur. Tijd om daar eens wat mee te doen.

Jaren geleden maakte ik eens appelstukjes in met witte wijn, dat kunstje herhaalde ik. De appels werden in blokjes gesneden en ik maakte een mengsel van witte wijn, appelsap, citroen en wat suiker. Ik deed ongeveer de helft van de appelstukjes in een ovenschaal en maakte daarvan een crumble, de andere helft bracht ik in dat mengsel aan de kook en pakte ik in potten.

Zo kan ik mijn appeltjes langer bewaren en dit is lekker voor over de yoghurt bij het ontbijt. Ik had behoorlijk wat over van het wijn/appelsap/citroen mengsel, de geur deed me aan ouderwetse winterse grog denken. Morgen eens proberen of het lekker is om warm te drinken, of dat er misschien een scheutje Calvados door moet.

Geen vampier meer te bekennen

Zelfs in een “mager” jaar als 2024 komt er een kilo knoflook van de tuin. Ik gebruik het veel, dus het is erg welkom.

Eerst wordt de oogst gesorteerd, de beschadigde bolletjes en de losse teentjes worden apart gehouden, die moeten eerst op. De onbeschadigde bolletjes worden ingevlochten tot trossen die ik in de schuur hang. Zo blijven ze maanden goed, maar eigenlijk net niet lang genoeg: in februari beginnen ze uit te lopen. En in juli komen de nieuwe pas. Bij de oogst van dit jaar heb ik het anders aangepakt. De bewaarbolletjes zijn wel ingevlochten en opgehangen, maar ik begin meteen met het gebruiken ervan. De bollen die niet geschikt waren om te bewaren heb ik (buiten) allemaal gepeld.

Daarna verhakselde ik ze in de keukenmachine tot pulp. Niet echt een pasta, nog echt stukjes knoflook. Fijnproevers griezelen van knoflook uit de keukenmachine, maar ik proef eerlijk gezegd weinig verschil tussen dit product en brunoise gehakt op een plank van Hollands Iepenhout, met een Japans damastgesmeed koksmes… Maar ik dwaal af. Deze pulp ging in een plastic zakje, ik drukte dat plat en kerfde er ruitjes in met de botte kant van een tafelmes: 45 vierkantjes knoflook ter grootte van één teen.

Dit gaat in de vriezer, makkelijk om één zo’n ruitje af te breken en precies 55 seconden tot zo’n blokje ontdooit is en in de pan kan. Als de bolletjes in de schuur uit beginnen te lopen heb ik hier nog 45 porties op de pak. En als ik in januari denk dat ik nog wel veel in de schuur heb hangen, dan doe ik het nog een keer.

Druk, drukker, drukker

In 2015 begon ik met het naaien van overhemden voor Echtgenoot Yep. Ik heb daar plezier in, inmiddels is minstens een derde deel van zijn collectie door mij gemaakt.

Hij koos zelf deze wollen ruit, voor een wat warmer shirt om in de winter in de tuin te werken. Ik maakte het iets wijder (om er nog comfortabel een laagje onder te kunnen dragen) en maakte de binnenkant van de kraag en de manchetten van een gladde katoen.

Dat laatste omdat ik denk dat wollen stof best kriebelig kan zijn. Omdat ik knoopsgaten in de wat grover geweven wol niet helemaal zag zitten maakte ik er drukkers in. Drukkers van de soort waarvoor je eerst een gaatje in de stof moet maken (best angstig om te doen) waarna de twee delen van de drukker muurvast aan elkaar vast worden geklonken. Mooi shirt, vond ik zelf! Echtgenoot Yep trok het aan en zei hee…. je hebt er een dames-sluiting op gezet. (Nu kunnen we een uurtje discussiëren over de onzinnigheid van dames- en heren sluiting, maar dat ga ik nu niet doen.) Punt was dat ik de sluiting andersom had gemaakt dan hij gewend is: Rechts over links in plaats van andersom. Gewoon niet opgelet. Nu is Echtgenoot Yep een heel goede Echtgenoot, hij verklaarde zich bereid om het overhemd te dragen zoals ik het had gemaakt, maar dat was mijn eer te na.

Ik boorde alle drukkers weer uit. Op mijn werk hebben we zo’n handstuk dat bijvoorbeeld de pedicure ook heeft en ik vond een oud kogelfreesje dat precies paste. Het lukte me wonderbaarlijk genoeg om geen grote schade aan te richten en de gaatjes in de stof niet groter te maken. En daarna plaatste ik nieuwe. Weer wat geleerd… maar ik hoop dat het nooit meer nodig is.

Voortschrijdend inzicht

Op het gedeelte van de tuin dat we iets meer dan zeven jaar geleden erbij kregen staat een morellenboom, een soort van kers.

De bloei is mooi maar vooral als de vruchtjes rijpen is hij werkelijk prachtig. Het is jammer dat de kersjes verschrikkelijk zuur zijn, zelfs de vogels eten ze niet. Uiteindelijk belanden ze allemaal in het gras en gaan verloren. Ik heb verschillende dingen geprobeerd om ze toch tot iets eetbaars te verwerken, maar het leidde niet tot grote successen. Bijvoorbeeld inmaken met brandewijn was op zich wel geslaagd, maar het resultaat bevatte meer alcohol dan voor ons genietbaar is.

Vorige week trof ik ergens op Internet een recept voor “sour cherry pie” en dacht hee…. zure kersen heb ik ook. Ze zijn net weer rijp. Tóch nog eens iets proberen. Ik plukte een kilootje en ontpitte ze (dat was wel even een klusje) en bakte die taart. Het mislukte grandioos, de vulling was te vloeibaar en de bodem eerst niet gaar en daarna verbrand. Maar die vulling, een soort van jam, dat was zó lekker dat ik opnieuw moed vatte en vandaag nóg een emmertje morellen ben gaan plukken. Terug thuis keek ik een film en ondertussen ontpitte ik ze. Daarna kookte ik er een standaardrecept-jam van (kilo geleisuiker, kilo morellen, citroen) en pakte die in potjes. Het was een prachtige helderrode jam. Ik at een boterham met het restje uit de pan en ik denk serieus dat dit wel het lekkerste is dat ik ooit gemaakt heb. Het smaakt meer naar kers dan ik ooit een kers geproefd heb, friszoet met een heel klein beetje amandel. Vreemd dat ik daar pas na zeven jaar -maar beter laat dan nooit- achter kom.

Voodoo

Wij kwamen terug van een paar dagen kamperen met de familie, aan de Maas. Het regende een middag en avond, maar daarbuiten was het mooi weer. Onze nieuwe tent bleek bijna geheel waterdicht. We wandelden in het bos, we gingen uit eten bij een bierbrouwer en we speelden Kubb. We zwommen ook even in de Maas, een sur place tegen de stroom in was het hoogst haalbare. Het was een heerlijk weekeinde. Maar, dus, toen kwamen we terug thuis en in de achtertuin dacht ik even dat ik de kippen misschien niet goed verzorgd had achtergelaten. Er hing een nare lucht. Het gebeurt wel vaker als het stevig geregend heeft dat je in de buurt van de kippenren iets van een mestgeur ruikt (signaal om de bodembedekking weer aan te vullen), maar dit was echt wat anders. Het vloog me bij de poort al in de neus en het was eeeh… niet bepaald kippig te noemen.

Pas na een half uurtje zag ik het: De voodoolelie bloeide. Best mooi en onverwacht. Ik snap hoe hij aan zijn Nederlandse naam komt, het ziet er erg ongewoon uit, de bloem is groot en er is nog geen blad bij. Dat is nog eens wat anders dan een madeliefje. En het stinkt dus enorm. Een dag later was de stank weg en de bloem verlept.