De hele winter komt er elke week minstens één van ons op de tuin, maar er is elk jaar een duidelijk moment dat we “het jaar geopend” verklaren. Zo’n dag dat de zon schijnt, we er allebei zijn en allebei de tijd vergeten tot we honger hebben of het tóch best koud krijgen. Voor 2020 was die dag gisteren. Ik knipte en zaagde en harkte, Yep spitte en zaaide.
Hij werd gezelschap gehouden door “ons” roodborstje, dat tussendoor ook nog poseerde voor dit fraaie portret. Er is er altijd maar eentje, ze zijn kennelijk nogal territoriaal. Als je in de tuin aan het werk bent blijft hij dichtbij en houdt goed in de gaten wat je doet, want in vers omgespitte aarde vindt hij van allerlei lekkers.
Thuis bleek toch minstens één van de kippen het ook weer begrepen te hebben: Het eerste ei van 2020.
Mijn standaard werk-outfit bestaat uit een lang vest of jasje met daaronder een legging, een rokje en een zogenaamde body. Ideaal kledingstuk vind ik dat, het zit altijd glad aangesloten en kruipt niet op. Ik maak ze zelf, dus ik heb ze met lange mouwen, korte mouwen en mouwloos. Ook de vorm en diepte van de halsuitsnijding kan gevarieerd. Afgelopen week maakte ik er drie.
Een gewone zwarte met driekwart mouwen
Een donkergroene met lange mouwen,
En deze. Het is niet precies panterprint, maar het lijkt er wel wat op. Dit is geen kledingstuk waarin u mij ooit zult zien, ik denk dat dat de openbare orde niet ten goede zal komen. Als ik het draag zal het goed verstopt zijn onder een dikke trui. Maar ik vind het zó grappig! Eigenlijk is het net zoiets als duur zijden ondergoed wat misschien niemand ziet, maar wat je draagt omdat je jezelf er mooi en sexy in voelt. In dit geval heeft het niet zoveel met mooi of sexy te maken, integendeel… Het is vooral dat ik erg vrolijk word van mijn innerlijke Wilma Flintstone.
Eén van de leukste dingen die we aan de tuin hebben gedaan het afgelopen jaar was het ophangen van een wildcamera. We hadden géén idee hoeveel dieren er rondlopen als we er niet zijn. We filmden fazanten en merels en duiven en meesjes, daar keken we niet zo van op. Twee soorten spechten, gaaien en kauwtjes, reigers, eenden en waterhoentjes kwamen langs. Er woont een egel die elke nacht hetzelfde rondje loopt en er zijn hazen en reeën. Yep maakte een tak boven de sloot min of meer vrij, en richtte de camera daar op, in de hoop op een ijsvogel.
Dat lukte.Bijna elke dag strijkt er wel eentje neer, vaak met een pasgevangen visje. Mooi zijn ze! In het Engels heet een ijsvogel King fisher, koninklijk bezoek dus! We zagen ze al wel voorbij vliegen maar ze zijn schuw en vooral, ze zijn erg snel. Alles wat je ziet is een blauwe flits. We wisten dus wel dat er minstens ééntje woonde. Maar wat we écht niet verwacht hadden…
Een hermelijn. Onmiskenbaar, met een witte wintervacht en een zwarte staartpunt. Geen enkele andere wezel-achtige heeft dat. De mantel die de koning droeg bij de kroning is gemaakt van dit bont (of niet, of wel maar dan van weer andere hermelijnen) Het vachtje staat de eerste eigenaar beter dan Zijne Majesteit, vind ik persoonlijk.
Mensen denken vaak dat in de winter niets te doen is op een volkstuin. Dat is natuurlijk niet waar… maar ik zelf probeer dat ook wel eens een maandje te denken. Je wordt voor je afwezigheid ‘s winters in ieder geval niet gestraft met hoogwoekerend onkruid. Maar wel met steeds meer achterstallige klussen, de kas moet schoongemaakt (er zit nog steeds witkalk op, om te zorgen dat de zomerzon de zaak niet te heet maakt binnen) en er ligt een stapel takken om klein te knippen en zagen. Echtgenoot Yep heeft zich namelijk wél ingespannen, hij heeft een heleboel mest gehaald en een hoek ontgonnen waar we nog niet eerder aan toe waren gekomen.
Op deze foto links voor. Er stond, in een kleine omheining van kippengaas (vermoedelijke met de bedoeling van een compostbak?) een braam, een kamperfoelie, een grote hoeveelheid riet en een jonge kastanjeboom die daar volgens ons min of meer per ongeluk beland is. We vinden ook regelmatig eiken in alle stadia van net ontkiemde eikel tot al een metertje boom. Grappig, want er is geen eik in de buurt, die worden waarschijnlijk door vogels aangedragen. Maar de kastanje was al een fors exemplaar.
Rechtsboven zie je de onderkant van de stam met wortels. Er lagen ondergronds ook heel wat bakstenen en zwerfkeien en een plaat asbest. Die laatste is volgens de officiële regels met vergunning afgevoerd. Daarna heeft Yep de kamperfoelie vantussen het gaas gepeuterd en herplant en de braam verwijderd. Geen kinderachtige klus!
De venkelplanten van vorig jaar lopen nu al uit. Ik twijfel of ze moeten blijven staan, of ze vernieuwd moeten worden of dat ik ze verplant naar een plaats waar ze me minder in de weg staan.
En we hebben het gaas te vroeg van het koolveld gehaald, de boerenkool is helemaal opgegeten. Enkele tuinen verder naar het midden van het complex staan tientallen bloemkolen waar geen hapje uit is, dus ik dacht dat het wel mee zou vallen. Niet dus. Omdat we helemaal aan de rand van het complex tuinieren zijn we, zo blijkt, vaker dan de collega-tuinders de sjaak. Maar goed, we krijgen er ook weer wat voor terug. Maar dat verdient een post van zichzelf.
In de auto, tijdens die lange ritten naar Lyon en terug, breide ik een muts. En later thuis nog eentje, die er erg op lijkt. Ik gebruikte wat resten Dalegarn -Noorse wol- en een Noors patroon.
Het zijn dus echt Noorse mutsen. Dalegarn is wat ruw, dus de band die tegen het voorhoofd komt maakte ik van een andere rest, paarsrode merino van Wollmeise, die ging precies op.
Ik wilde eigenlijk een pompon er boven op in dezelfde, paarsrode kleur, en dan een “bonten” pompon, niet gemaakt van wol. Maar dat blijkt zo ongeveer onmogelijk te verkrijgen. Ze zijn er in hot pink, in babyroze en barbieroze, ze zijn er in blauwpaars, maar niet in de mooie rodekoolkleur. Misschien maak ik er toch maar een koordje met een kwast aan… dat vind ik ook wel vrolijk
Het is alweer bijna half Januari. Ik moet me er maar bij neerleggen dat December veel blogmateriaal oplevert, maar dat ik er kennelijk niet aan toe kom om het ook feitelijk te plaatsen. De komende dagen zal ik vast wat van de schade gaan inhalen. Om te beginnen gingen we voor de achtste keer (denk ik, het kan ook de 9e zijn…) naar Lyon, naar het lichtfestival. We hadden treinkaartjes vanaf Gare Midi in Brussel, en een hotel-overnachting voorafgaand aan het vertrek zodat we rustigjes aan via het ontbijtbuffet naar de trein konden. Helaas besloten de medewerkers van Franse Hogesnelheidslijn tot een staking, juist de dagen dat we wilden reizen.
We gingen dus -na overwegen van een paar andere opties- met onze eigen auto. Echtgenoot Yep reed twee keer 800 kilometer in vijf dagen, ondanks mijn niet al te overtuigende “ik wil ook wel eens een stukje rijden hoor!” Hij vindt het leuker dan ik, (hoop ik maar) en zo niet klaagt hij er nooit over.
Het was het wel waard. Het weer was mooi, de lichtkunst prachtig.
En omdat we de auto bij ons hadden gingen we ook nog couvent de la Tourette bezichtigen, een klooster vlak bij Lyon, ontworpen door Le Corbusier.
Ik vond vooral de kleuren mooi, tussen al het grijze beton.