Elke dag heb ik in totaal 8 minuten nodig voor mijn woon-werkverkeer. Heen én terug, op de fiets. Best makkelijk. Maar van de week moest ik voor mijn werk naar Oostburg en dat is andere koek… dat fiets ik niet eventjes. Daarom had ik een autootje in gebruik gekregen van mijn werkgever. Vandaag moest dat autootje bij mijn werkadres voor de deur staan waar het weer opgehaald zou worden, dus ging ik voor de gelegenheid met de auto naar mijn werk. Afgelopen nacht was het erg mistig en het vroor een graad of zes… dus vanmorgen zat er een laag ijs op de ramen van het autootje. Ruiten krabben is het stomste werk dat ik kan bedenken. Met een lamme arm en koude vingers en steeds kwaaier een half uur ruitenkrabben om vijf minuten te kunnen rijden, wat een narigheid.
Minstens twee maanden waren onze kippen in de rui. Ze stonden met zijn drietjes wat sneu bij elkaar in verschillende stadia van onttakeling, elke ochtend was het nachthok bezaaid met veren. Er kwam nauwelijks geluid uit, er werd maar weinig gegeten en eieren waren er niet. We gaven ze wat extra lekkernijen, maar ik had óók het idee dat de dames langzaam maar zeker aan hun pensioen zouden gaan beginnen. Tenslotte hebben ze al een respectabele staat van dienst: de twee oudsten begonnen twee jaar en vier maanden geleden met eieren leggen en Kampioenskip Floortje heeft het gepresteerd om vanaf 22 januari 2015 tot half oktober 2016 maar twee keer een dag te missen. Geen gekke gedachte dat het nu zo’n beetje op is… maar nee. Floor en Die Andere zijn weer gewoon aan de slag gegaan en van de week produceerde Donkeroogje een kogelrond mini-eitje waarna ze de slag weer te pakken had, ze legt weer gewoon mee. De dames zien er geweldig uit met hun nieuwe verenpakjes en hebben volop praatjes. Met een beetje geluk wil één van de drie in het voorjaar een stel eieren adopteren om uit te broeden. Kuikentjes! dat zou leuk zijn. Maar nu is het daarvoor te koud. Ik ben al helemaal blij met verse eieren op het menu.
Tweede kerstdag zorgde schoondochter J voor het voorgerecht (dumplings!) en Dochter voor het toetje (Mousse van dulce de leche!). Dus mocht ik het hoofdgerecht maken. Ik kocht een Zeeuwse lamsbout van twee (!!) kilo, die de slager gelukkig voor me uitbeende. Ik pelde anderhalve bol knoflook en stak de teentjes in sneetjes die ik in de bout maakte. Dat deed ik ook met plukjes verse rozemarijn. Het geheel braden was wel wat gedoe, het is lastig manoeuvreren, zo’n groot stuk vlees. Maar daarna stond hij uuuren in de oven, in een pan dichtgeplakt met een deegje van bloem en water op een temperatuur van 120 graden. Er was aardappelpuree, rode kool, appelmoes en witlofsalade bij. Wat een feestelijke maaltijd. En wat was het gezellig!
Toen Dochter nog heel klein was kreeg ik een kanariegele plastic luiertas kado. Ik had zelf niet gedacht dat dat handig was, maar de tas bleek vooral de eerste paar maanden erg praktisch voor korte uitstapjes. Hij bevatte een of twee luiers, een pakje billendoekjes en een schone outfit. De tas zelf bestond, uitgevouwen, uit een afneembaar matje waarop de te verschonen nazaat paste. Zoiets wilde ik maken voor schoondochter J, maar wel van een andere kleur, en wat vriendelijker materiaal dan dat plastic.
Ik zocht een patroon en verzamelde materiaal: jeans en een soepele vinyl, beiden lichtblauw. Daarbij de eerder beschreven bandjes. Ik wist toen nog niet of de baby een jongen of een meisje was, maar buiten dat, niet de baby maar de ouders moeten de tas dragen. Toen ik alles bij elkaar had maakte ik eerst een paar proefjes met verschillende soorten vulmateriaal.
De bovenste is gevuld met één laag schuim, speciaal om in tassen te verwerken om ze wat “body” en stijfheid genoeg te geven. De middelste proef heeft twee lagen van datzelfde schuim, de onderste een laag schuim en een laag fiberfill. Het bleek dat mijn naaimachine de dikkere varianten niet goed aankan, hij ging steken overslaan. Buiten dat lieten de dikkere materialen zich niet zo makkelijk tot een envelop-model vouwen. Ik bedacht dat de baby er natuurlijk geen uren op hoeft te liggen, dus de uiteindelijke keuze voor één laag schuim is wel goed. Het is een heel andere tak van sport, tassen maken. Alleen al het verwerken van zo’n plaat schuim: de hele tafel moest leeg om het onder de naaimachine door te kunnen schuiven. Ik leerde de biasband-truc via een tutorial van een quilt-website. Het vinyl moest in één keer goed genaaid worden, als je een naadje uithaalt blijven er zichtbare gaatjes achter. Maar het lukte allemaal toch best goed.
Dit is een tas waar ook mijn stoere zoon wel mee over straat wil, denk ik…. als hij achter de kinderwagen loopt. Of het ook echt een bruikbaar ding is blijkt natuurlijk pas als de baby er is. Ik weet nog dat ik mijn gele tas niet meer gebruikte toen Dochter een maand of vier, vijf was. Er moesten steeds meer speeltjes en fruithapjes en slabbetjes en nog meer speeltjes mee.
Vanzelfsprekend kan de veeleisende Katherine Howard (ik bedoel natuurlijk mijn breiwerk) niet mee op reis. Dus mag ik er een klein breiwerkje naast hebben, voor bij de film of in de trein. Ik heb tientallen sokken gebreid sinds ik leerde hoe dat moest, vooral nadat ik in 2003 de zelfstrepende sokkenwolletjes ontdekte. Maar de laatste jaren had ik niet zo’n zin meer in sokken (hoewel ik natuurlijk een voorraad sokkenwol heb waarmee ik tot mijn 84e nonstop zou kunnen breien). Vorige week had ik koude voeten, ik trok een zelfgebreid paar aan en dat zat zó lekker… dat ik nu alweer een heel stuk sok heb. In de trein, auto en bioscoop gebreid.
Er zijn boeken vol geschreven over stijl, mode, passende kledingkeuze. En televisieprogramma’s ook nog (die ik niet om áán te zien vind, maar dat is weer een ander verhaal). Ik denk zelf altijd dat je gevoel bij wat je draagt het beste kompas is. Dat gevoel kan veranderen in de loop van de tijd.
Ik draag graag rechte, korte jurkjes. Eigenlijk gewoon een heel lange trui in een gedekte kleur en dan woest gekleurde kousen/panty/leggings er bij. Ik heb geen slechte benen -al zijn ze niet zo lang- dus de aandacht daarheen is prima. Vandaag droeg ik weer zo’n lange trui met een grote col in een zwartwit ruitje en een groenblauwe panty, maar ik merkte dat ik me er niet zo happy in voelde. Ik vond hem eigenlijk gewoon te kort. Grappig dat je gevoel over wat gepaste kleding is met je leeftijd mee verandert. Ik noem het gemakshalve maar voortschrijdend inzicht. Ik kan die truien natuurlijk nog best aan. Met een knielange rok. Of een skinny jeans.
Met de kinderen en aanhang een middagje bioscoop. Wat een leuke film. Niet te moeilijk, prettig vermaak. Eddie Redmayne is op dreef als de hoofdpersoon, de sidekick Dan Fogler ontwapenend. Maar de CGI beesten en de fantasiewereld in de koffer zijn geweldig
Het is niet dat ik niet breide, de afgelopen maanden, maar Katherine Howard, het vest dat ik op de pennen heb is geen klein klusje. Eergisteren voltooide ik het achterpand, gisteravond besteedde ik uren aan het afhechten van alle draadeindjes. Nu nog twee voorpanden, en twee mouwen. En de kraag. Wat een hoop te doen nog, wat wordt het mooi!
Voor een project dat nog even geheim moet blijven ging ik met een lijstje naar de lapjeswinkel en kocht na lang twijfelen een vrij lichte kleur jeans. Het volgende item op mijn lijstje was biasband, vijf meter maar liefst. Ik kon niet kiezen dus ik kocht twee kleuren, een hard roze en een grasgroen, die beide in de winkel wel aardig bij de jeans leken te kleuren, het mocht best een knalkleurtje zijn. Maar eenmaal thuis vond ik het biasband niet geschikt. Het was wel erg dunne stof en eigenlijk iets smaller dan ik gehoopt had. En die kleurtjes… ik was er nog steeds niet zeker van. En biastape kun je best zelf maken. Zo kwam het dat ik nóg eens naar de lapjeswinkel ging voor een roodwit brabantsbont katoentje en daarvan vanavond een uur lang diagonale stroken sneed. Die ik nu zo aan elkaar moet gaan zetten dat je de naadjes niet ziet en de ruitjes onafgebroken doorlopen. Soms denk ik dat ik mijn leven onnodig gecompliceerd maak. Aan de andere kant, het ís leuker, het ruitje. Toch?