Byebye Appie

Een volkstuin en kippen, dat zorgt maar voor een heel klein stukje van de dagelijkse boodschappen. Ik ging toch wel enkele keren per week naar de supermarkt, en op zaterdag naar de markt. En precies zoals de supermarkt wil dat je doet, kwam ik vaak met meer thuis dan ik van plan was geweest, en dat “meer” was vaak niet het gezondste spul. Niets menselijks is mij vreemd als het gaat om chips, toetjes en koek, en zo plakken er steeds meer kilo’s aan me vast. Ook ben ik -doordeweeks dan toch- best gevoelig voor het gemak van bijna-klaar-eten: voorgesneden groenten in plastic zakjes en verpoederde sausjes en dergelijke.

Ik las de afgelopen jaren The Omnivores Dilemma van  Michael Pollan. En ook Hugh Fearnley Whittingstalls Eat Better Forever en kortgeleden Teun van der Keukens De mens is een plofkip.  En daar tussendoor was er steeds nieuws over misstanden in slachthuizen, over arbeidsmigranten die voor hongerloontjes in de voedselindustrie werken en daarnaast over enórme winsten voor de grootgrutters. Ik verbaasde me over voedsel dat niet werd afgenomen van de telers omdat de peren te klein waren en niet in het traytje pasten, of omdat de prijs van de uien lager was dan de kosten om ze uit de grond te halen. Ik ergerde me aan keurmerkjes en groengewassen producten en reclames die kant nog wal raakten… kortom, ik dacht er lang en hard over na en toen maakte ik het uit met Appie. Ik wil er gewoon nooit meer heen.

Sinds vier weken worden mijn boodschappen geleverd door De Grote Verleiding. Geen impulsaankopen meer, maar één keer per week een boodschappenlijst waarover is nagedacht. Er is geen bijna-klaar eten, maar zelf schillen, of wassen en snijden blijkt maar een paar minuten te duren. Alles is voor zover mogelijk lokaal gegroeid, zonder gebruik van bestrijdingsmiddelen en kunstmest. Het is inderdaad wat duurder dan de prijsvechters, maar het verschil is niet zó groot. Dat komt ook omdat ik niet tóch een zak drop meepak, of in de drie-voor-de-prijs-van-twee-val loop. En, bonus, ik heb nauwelijks plastic afval meer om weg te brengen.

Een kloddertje roze hier…

Enkele maanden geleden ontdekte ik dat het bekende “schilderen op nummer” óók kan met een foto die je zelf opstuurt. De computer verandert je afbeelding in een canvas met genummerde vakjes en vereenvoudigt het tot 24 kleuren. Dan krijg je dat canvas en 24 genummerde potjes verf toegestuurd, met een setje kwastjes erbij en kun je aan de slag. Wát een leuk idee! Ik wist meteen een paar mensen die ik een set cadeau kon doen met een zelf te schilderen portret van hun eigen huisdier (K:)dootje) of dochter (Schoondochter J).

Maar eerst wilde ik ervaren wat ik ze aandeed met dit cadeau, dus bestelde ik een set met een vrolijk boeket bloemen om het zelf te proberen.

In de twee weken daarna voelde Echtgenoot Yep zich waarschijnlijk ‘s avonds wel eens wat alleen, want ik zat op mijn kamer blobjes in te kleuren. Het was meditatief -als ik dat versleten woord kan gebruiken-, net zoiets als het leggen van een grote puzzel.

Alle drukte in het hoofd werd wat ruis op de achtergrond, ik luisterde al schilderend naar een niet-al-te-ingewikkeld luisterboek in Agatha Christie stijl of naar saxofoonmuziek en had het prima naar mijn zin. Ik vond het bijna jammer toen het af was! De pret was meer het maken dan het resultaat (net als bij die grote legpuzzel). Maar het eindresultaat is érg vrolijk.

Ik plakte het op het raam van de garage en moet daarom elke dag glimlachen als ik mijn fiets pak. Daarna bestelde ik een nog-te-schilderen portret van Joep voor K:)dootje, en eentje van Kleindochter K voor haar moeder. En omdat het drie voor de prijs van twee was, ook nog een ander bloemenschilderij voor mijzelf. Maar die laat ik voorlopig in de kast. Denk ik.

Kijk omhoog, Sammie (of toch maar beter niet)

Onderweg naar de tuin op de fiets zag ik in de berm tussen het fietspad en de doorgaande weg een kat liggen. Duidelijk het slachtoffer van een fatale aanrijding. Achgos. Ik kan me dan zo voorstellen hoe de bijbehorende mensen zich zorgen maken en zoeken… dus ik trok mijn telefoon en belde Amivedi. ik kon niet precies uitduiden waar ik stond maar de dame aan de andere kant van de lijn had zoiets natuurlijk vaker aan de hand gehad. Ze vroeg of ik een google maps-pin wilde appen, dan zou de dierenambulance komen. Briljant idee! Ik deelde de locatie en reed verder. Anderhalf uur later belde de Amivedi mevrouw me terug, want de dierenambulance had het dier niet kunnen vinden. Wel vreemd, het gras was niet hoog en hij lag geen halve meter van het fietspad. Zou hij nog weg hebben kunnen komen? (nee, hij was beslist dood) of zou in de tussentijd iemand anders hem hebben opgeraapt? Maar waarom zou iemand dat doen, behalve dan natuurlijk als het de eigenaar is… Zou mijn locatiepin niet nauwkeurig genoeg zijn? Nuja. Ik fietste na enig overleg met de telefoniste weer terug naar de plaats delict en daar lag de kat nog steeds. Ik belde wéér en wachtte op de dierenambulance. Al die tijd dat ik daar stond te wachten fietsten er mensen langs, enkele tientallen wel. En geen van hen merkte de kat op. Ik kijk tijdens het lopen en fietsen altijd naar de grond, je weet maar nooit of er een tientje ligt, of er een morielje in de berm groeit, of een glasscherf je fietsband bedreigt. Dat doet, zo blijkt, niet iedereen. De dierenambulance kwam, de chauffeur riep verbaasd dat hij er bij het zoeken vijf keer vlak langs was gelopen. De kat was gechipt, dus kon hij naar huis worden gebracht. Verdrietig, maar onzekerheid is erger, denk ik.

Kippenhok

Sinds mei 2011 houden we kippen, en zolang stond dus ook de ren in de tuin. Gemaakt van gebeitst vurenhout en kippengaas, en de laatste jaren ook in toenemende mate van touwtjes, tiewraps en plakband.

Ik maakte deze foto omdat de dames zo genoeglijk samen in het zonnetje een zandbad namen. maar de staat van de omheining is er ook wel goed op te zien. Al een tijdje stond het materiaal klaar om hier wat aan te doen en afgelopen weekeinde waren we allebei vrij én was het weer niet al te slecht: Aan het werk dus! Dat viel nog heel niet mee, er kwam snelbeton aan te pas, en twee waterpassen, veel geduld, de boormachine van de buurman en een haakse slijper. En er zaten natuurlijk dikke boomwortels en/of bakstenen in de grond precíes waar wij een paal wilden plaatsen. Maar aan het einde van het weekeinde stond het.

En het ziet er bepaald goed uit. Dat stemt wel tevreden!

Ook het afvoeren van de oude omheining was heel wat pittiger dan ik dacht. Waar we het hek uit de grond haalden was het hout vaak behoorlijk verteerd, dus ik dacht het geheel zo op te kunnen rollen. Maar dat viel tegen. Ik heb heel wat agressie kwijtgespeeld met platstampen, doorbreken, dubbelvouwen en in de auto frommelen om het “naar de stort” te brengen. Helemaal zen kwam ik weer terug thuis en gaf Fiep, Kiwi, Mila en Eend een struik andijvie en een oude boterham om hun nieuwe buitenverblijf te vieren. Alle vijf blij.

Nieuw in de collectie

Eigenlijk wou ik dit jaar in de tuin niet te veel en niet te moeilijk. Ik vind experimenten altijd leuk, maar het leidt wel af. Ik heb vaak het gevoel dat ik de tweede helft van de zomer in de tuin helemaal de regie kwijt ben. Dus dit jaar is het plan om bekende wegen te bewandelen. Geen twaalf verschillende tomatensoorten, geen exotisch graan of gloeiendhete aziatische pepersoorten. Maar wél eindelijk eens grip op de onkruidsituatie (niet lachen, ik probeer er zelf echt in te geloven)

Maar ja, wat gebeurt er als ik plannen maak? Er gebeurt iets. In dit geval kreeg ik van Schoondochter J een paar Crosne knolletjes. Een jaar of drie geleden hebben we dat een keer gegeten in Frankrijk. Het ziet er wel een beetje vreemd uit, een beetje insect-achtig. Maar ze smaken prima en het schijnt niet moeilijk te kweken te zijn, dus harkte ik een perkje aan en plopte ze in de grond.

Toch een experiment, en nog een heel leuk ook! Ik ben benieuwd.

In één keer raak

We waren in een buitensportwinkel. Ik wilde graag een zogenaamde outdoorjas, met uitneembare warme voering en een capuchon. Niet zo’n doorgestikt slaapzakmodel, niet te lang, liefst níet grijs, donkerblauw of zwart en liefst wél van het soort dat een paar jaar mee kan. Dat is best lastig te vinden voor een dame van mijn formaat.* Nu moet je weten, ik hou niet zo van winkelen. Het is altijd te warm in winkels, de ene maat XL is heel wat anders dan de andere, dus sta ik zwetend en ongelukkig het ene na het andere te kleine kledingstuk aan te sjorren in een paskamer met ongenadig TL licht. Ik hoef van mezelf helemaal niet mooi en slank te zijn, maar dit wrijft het er wel erg in… ik wil meestal zo snel mogelijk weer weg. Ik maak mijn kleren liever zelf.

Maar ik moest dus echt een jas. Echtgenoot Yep was mee voor de morele steun maar misschien bracht hij ook geluk want de eerste jas die ik zag hangen was ook de beste. Paste prima, mooie kleur saliegroen, uitritsbare warme binnenjas. Wat een meevaller!

In dezelfde winkel stond ook een paar Echt Goeie Wandelschoenen met een kortingkaartje, ik paste ze en ze zaten prima. En ook dat is iets heel bijzonders, want met schoenen doe ik nog moeilijker dan met andere kleren. Ik heb een eisenpakket wat betreft breedte, hoge wreef, rare knobbelteen, maximale hakhoogte, plaats voor extra zooltje… en deze zaten meteen goed. Heel bijzonder. Dezelfde dag liep ik negen kilometer op mijn nieuwe wandelschoenen met mijn nieuwe jas aan. Ik heb nog even overwogen een staatslot te kopen, het was duidelijk een geluksdag.

*zoals dat altijd gaat krijg ik, nu ik een goede jas heb, de ene na de andere reclame voor solide outdoorkleding voor grotere maten. Het bestaat dus wel!

De duvel heet Dulfer

In onze lokale muziekzaal ‘t Beest trad gisteren Hans Dulfer op.

Vroeger zag ik hem wel eens in Zandvoort op Jazz behind the beach of op Haarlem Jazz en dat was altijd feestelijk. Nu hij 83 is speelt hij nog steeds de pannen van het dak, ondersteund door een band die in talent niet voor hem onderdoet. Hoewel hij een barkruk erbij heeft en de bandleden (meer dan ik me van vroeger herinner) veel ruimte voor solo’s krijgen swingt het. Big time. Wat een leuke middag was dat.

Sloop

In 2020 maakte ik een dekbedovertrek, zie hier. Na iets meer dan drie jaar in rotatie (ik heb twee sets die elkaar afwisselen, dus anderhalf jaar effectief slapen) was het grijze gedeelte helemaal verkleurd en aan de bovenrand doorgesleten. Toch eigenlijk zonde. Op zolder ligt een hele stapel oude dekbedovertrekken, daar wil ik eigenlijk niets meer aan toevoegen. Zó veel poetsdoeken en afdekkleden hebben we niet nodig.

Ik begon met de slopen: Ik knipte de naden los en maakte er twee tassen van. De hengsels maakte ik van de instopstrook, de onderhoeken werkte ik af met zogenaamde box corners (ik weet niet hoe dat in het Nederlands heet). Het was een klusje van een uur, maar toen had ik twee tassen van stevig formaat. Op de volkstuin hebben we een tiental verschillende netten in gebruik, om vogels van de kersen af te houden, en koolwitjes van de kool, fazanten van de aardappelen en reeën van de bonen. Rondom zo ongeveer elk gewas moeten we een soort van tent of kooi oprichten om er zelf nog iets van te kunnen plukken, maar dat is natuurlijk maar een deel van de tijd nodig. Dus. Nu krijgen de netten ieder een verantwoorde slooptas, waarin ze allemaal kleurrijk, aan de muur van het schuurtje hangend, hun rustseizoen kunnen doorbrengen.

Koud!

Ik ben twee weken vrij en had me plechtig voorgenomen élke dag van deze twee weken een paar uur tuinwerk te doen, weer of geen weer. Er is genoeg te doen in de winter; er moeten wilgen geknot, er moet compost gekruid, de kas moet leeg en schoon. Met mijn stoere “weer of geen weer” had ik gedacht aan regen en wind, maar nu is het een strakblauwe hemel, de zon schijnt en het is stevig onder het vriespunt. Alle vier onze watervaten zijn veranderd in ijsblokken, dat is niet de bedoeling, met een beetje pech gaan ze stuk… maar nu kan ik er niets meer aan doen. De inhoud van de compostbak is keihard bevroren, dus die moet ook wachten. Na aanvankelijk bibberend rondstampen kreeg ik het toch warm van het zagen van kachelhout en werd ik vrolijk van het zonnetje op mijn bol muts. Morgen weer.

De winter heeft ook zo zijn mooie kanten.

Misschien niet zo’n goed idee als het lijkt

De eerste week van het jaar liggen op straat heel wat afgedankte kerstbomen, de gemeente voert die af. Ik weet niet precies wat ze er mee doen. Vroeger, toen ik nog een klein Lieseke was, sleepten we de afgedankte kerstbomen naar de parkeerplaats bij de speeltuin en werd er op 6 januari (onder toeziend oog van de brandweer) een groot driekoningenvuur van gestookt. Tijden veranderen.

Vorig jaar nam ik er eentje mee naar de tuin, ik knipte de takken klein en stopte de stukjes in een grote zwarte plastic zak. Die zak zette ik in een achterafhoekje. De theorie is dat zo’n zak met dennenboomstukjes een soort van snelkookpan is waar in een jaar tijd prachtige compost in ontstaat, bijzonder geschikt voor blauwe bessenstruiken. Ik vind (nu ik niet zo klein meer ben) het afzagen van dennenboompjes voor kerst toch wat zonde, en zo komt er nog iets goeds uit voort.

De theorie klopte, de compost zag er best prima uit, het ligt al rond de blauwe bessen. Maar toen de kerstbomen van dit jaar op straat verschenen vertelde Echtgenoot Yep dat alle kerstbomen -tenminste de bomen die afgezaagd verkocht worden- óók een degelijke behandeling met een brandwerend middel krijgen. Op zich niet onverstandig natuurlijk… je wil geen driekoningenvuur in je huiskamer. Maar ik weet niet wat dat voor middel is, en of dat wel een goed bestanddeel is in mijn compost. Hm. Eerst maar even uitzoeken.

Later toegevoegd: Ik won informatie in bij een bevriende brandpreventie-specialist. Het brandwerende middel verdwijnt met een stevige regenbui en het breekt in korte tijd af. Kerstbomen composteren kan prima. Jammer genoeg liggen er nu geen meer op straat… nu ja. Volgend jaar dan maar weer.