Het zijn drukke tijden, de laatste maanden van het jaar. Ik hou naast mijn werk maar weinig tijd over. Maar ik had nog een eerder gemaakt projectje in de rij staan om hier te tonen:
De zwarte onderbroek is gemaakt van het rugpand van een T-shirt. De voorkant van dat shirt was beplakt met glimmende acryl druppels. Ik vond het een erg leuk shirt, maar toch is het stom dat ik het kocht, want na één keer wassen waren er drie druppels af. Precies de reden dat ik meestal kleding met pailetten, kraaltjes, glitter en dergelijke in de rekken laat hangen: die losgewassen stukjes plastic verdwijnen ergens heen waar het niet hoort. En de levensduur van het kledingstuk is héél kort. Na nog een keer dragen en wassen was mijn druppelshirt niet meer toonbaar. Ik schreef het tandenknarsend af als lesmateriaal en om de schade wat te beperken verwerkte ik het deel zonder lijmresten tot onderbroek. De stof voor vier gebloemde slips kocht ik van de zomer in Parijs. Altijd een leuk klusje, ondergoed maken.
Het begon met het verwerken van de laatste appels. Daarvan had ik een restje over, daar maakte ik een appel crumble van. In de toplaag verwerkte ik wat havermout om het geheel minder zoet en wat vezelrijker te maken, daarom was er meer crumble-deeg dan ik nodig had. Ik strooide er ook gehakte walnoten over want walnoten had ik tenslotte ook. Prima toetje, en ontbijt voor de dag er na. Ik kraakte meer noten dan ik nodig had, dus kraakte ik er nog meer en maakte er een Engadiner notentaart mee. Met Engadiner notentaarten is wel wat raars aan de hand, ze verdwijnen altijd zo snel dat ik ze niet fotograferen kan. Ook is het lastig om de deeglap precies op maat uit te rollen, dus had ik alwéér een restje.
Dus had ik een restje crumble-deeg, een restje notentaart-deeg, een restje “eggwash” (geklutst ei met een beetje water, is daar makkelijker Nederlands woord voor? ) en nog een handvol gekraakte noten.
December is een drukke maand op het werk voor ons allebei. En áls we dan vrij zijn is het meestal geen prettig weer. Dus toen het vanmorgen -zondag- zonnig was werkten we vlug het ontbijt naar binnen en gingen naar de tuin, ik was er al meer dan twee weken niet geweest. Ik haalde de dahlia’s uit de grond en kruide de hele stapel knollen naar de auto. De dahlia knollen laat ik eerst een paar dagen drogen in de schuur, daarna schoon ik ze op en gaan ze voor de winter in een grote doos met zaagsel. Veel van de dahlia’s hebben dit jaar niet gebloeid, dus nu weet ik meer welke knol welke kleur bloem is. Dat wordt een verassing volgend jaar.
Echtgenoot Yep was ook druk aan het klussen, in het huisje hadden we het kacheltje aangestoken. Maar zo koud was het helemaal niet, het zonnetje scheen. Twee dagpauwogen die ergens in het huisje overwinteren vonden het zelfs warm genoeg om tevoorschijn te komen. Dat valt tegen, ze mogen nog een paar maanden slapen.
Er waren opvallend weinig wespen de afgelopen nazomer. Door het slechte weer denk ik, dat ook de opbrengst van onze tuin nogal beïnvloedde. Aardbeien, bonen, kool, het was magertjes. Maar zonder wespen hadden we wél behoorlijk veel appels. Ze zijn best goed houdbaar, maar inmiddels is het bijna december en er staat nog altijd een tas met een paar kilo in de schuur. Tijd om daar eens wat mee te doen.
Jaren geleden maakte ik eens appelstukjes in met witte wijn, dat kunstje herhaalde ik. De appels werden in blokjes gesneden en ik maakte een mengsel van witte wijn, appelsap, citroen en wat suiker. Ik deed ongeveer de helft van de appelstukjes in een ovenschaal en maakte daarvan een crumble, de andere helft bracht ik in dat mengsel aan de kook en pakte ik in potten.
Zo kan ik mijn appeltjes langer bewaren en dit is lekker voor over de yoghurt bij het ontbijt. Ik had behoorlijk wat over van het wijn/appelsap/citroen mengsel, de geur deed me aan ouderwetse winterse grog denken. Morgen eens proberen of het lekker is om warm te drinken, of dat er misschien een scheutje Calvados door moet.
Zelfs in een “mager” jaar als 2024 komt er een kilo knoflook van de tuin. Ik gebruik het veel, dus het is erg welkom.
Eerst wordt de oogst gesorteerd, de beschadigde bolletjes en de losse teentjes worden apart gehouden, die moeten eerst op. De onbeschadigde bolletjes worden ingevlochten tot trossen die ik in de schuur hang. Zo blijven ze maanden goed, maar eigenlijk net niet lang genoeg: in februari beginnen ze uit te lopen. En in juli komen de nieuwe pas. Bij de oogst van dit jaar heb ik het anders aangepakt. De bewaarbolletjes zijn wel ingevlochten en opgehangen, maar ik begin meteen met het gebruiken ervan. De bollen die niet geschikt waren om te bewaren heb ik (buiten) allemaal gepeld.
Daarna verhakselde ik ze in de keukenmachine tot pulp. Niet echt een pasta, nog echt stukjes knoflook. Fijnproevers griezelen van knoflook uit de keukenmachine, maar ik proef eerlijk gezegd weinig verschil tussen dit product en brunoise gehakt op een plank van Hollands Iepenhout, met een Japans damastgesmeed koksmes… Maar ik dwaal af. Deze pulp ging in een plastic zakje, ik drukte dat plat en kerfde er ruitjes in met de botte kant van een tafelmes: 45 vierkantjes knoflook ter grootte van één teen.
Dit gaat in de vriezer, makkelijk om één zo’n ruitje af te breken en precies 55 seconden tot zo’n blokje ontdooit is en in de pan kan. Als de bolletjes in de schuur uit beginnen te lopen heb ik hier nog 45 porties op de pak. En als ik in januari denk dat ik nog wel veel in de schuur heb hangen, dan doe ik het nog een keer.
In 2015 begon ik met het naaien van overhemden voor Echtgenoot Yep. Ik heb daar plezier in, inmiddels is minstens een derde deel van zijn collectie door mij gemaakt.
Hij koos zelf deze wollen ruit, voor een wat warmer shirt om in de winter in de tuin te werken. Ik maakte het iets wijder (om er nog comfortabel een laagje onder te kunnen dragen) en maakte de binnenkant van de kraag en de manchetten van een gladde katoen.
Dat laatste omdat ik denk dat wollen stof best kriebelig kan zijn. Omdat ik knoopsgaten in de wat grover geweven wol niet helemaal zag zitten maakte ik er drukkers in. Drukkers van de soort waarvoor je eerst een gaatje in de stof moet maken (best angstig om te doen) waarna de twee delen van de drukker muurvast aan elkaar vast worden geklonken. Mooi shirt, vond ik zelf! Echtgenoot Yep trok het aan en zei hee…. je hebt er een dames-sluiting op gezet. (Nu kunnen we een uurtje discussiëren over de onzinnigheid van dames- en heren sluiting, maar dat ga ik nu niet doen.) Punt was dat ik de sluiting andersom had gemaakt dan hij gewend is: Rechts over links in plaats van andersom. Gewoon niet opgelet. Nu is Echtgenoot Yep een heel goede Echtgenoot, hij verklaarde zich bereid om het overhemd te dragen zoals ik het had gemaakt, maar dat was mijn eer te na.
Ik boorde alle drukkers weer uit. Op mijn werk hebben we zo’n handstuk dat bijvoorbeeld de pedicure ook heeft en ik vond een oud kogelfreesje dat precies paste. Het lukte me wonderbaarlijk genoeg om geen grote schade aan te richten en de gaatjes in de stof niet groter te maken. En daarna plaatste ik nieuwe. Weer wat geleerd… maar ik hoop dat het nooit meer nodig is.
Op het gedeelte van de tuin dat we iets meer dan zeven jaar geleden erbij kregen staat een morellenboom, een soort van kers.
De bloei is mooi maar vooral als de vruchtjes rijpen is hij werkelijk prachtig. Het is jammer dat de kersjes verschrikkelijk zuur zijn, zelfs de vogels eten ze niet. Uiteindelijk belanden ze allemaal in het gras en gaan verloren. Ik heb verschillende dingen geprobeerd om ze toch tot iets eetbaars te verwerken, maar het leidde niet tot grote successen. Bijvoorbeeld inmaken met brandewijn was op zich wel geslaagd, maar het resultaat bevatte meer alcohol dan voor ons genietbaar is.
Vorige week trof ik ergens op Internet een recept voor “sour cherry pie” en dacht hee…. zure kersen heb ik ook. Ze zijn net weer rijp. Tóch nog eens iets proberen. Ik plukte een kilootje en ontpitte ze (dat was wel even een klusje) en bakte die taart. Het mislukte grandioos, de vulling was te vloeibaar en de bodem eerst niet gaar en daarna verbrand. Maar die vulling, een soort van jam, dat was zó lekker dat ik opnieuw moed vatte en vandaag nóg een emmertje morellen ben gaan plukken. Terug thuis keek ik een film en ondertussen ontpitte ik ze. Daarna kookte ik er een standaardrecept-jam van (kilo geleisuiker, kilo morellen, citroen) en pakte die in potjes. Het was een prachtige helderrode jam. Ik at een boterham met het restje uit de pan en ik denk serieus dat dit wel het lekkerste is dat ik ooit gemaakt heb. Het smaakt meer naar kers dan ik ooit een kers geproefd heb, friszoet met een heel klein beetje amandel. Vreemd dat ik daar pas na zeven jaar -maar beter laat dan nooit- achter kom.
Wij kwamen terug van een paar dagen kamperen met de familie, aan de Maas. Het regende een middag en avond, maar daarbuiten was het mooi weer. Onze nieuwe tent bleek bijna geheel waterdicht. We wandelden in het bos, we gingen uit eten bij een bierbrouwer en we speelden Kubb. We zwommen ook even in de Maas, een sur place tegen de stroom in was het hoogst haalbare. Het was een heerlijk weekeinde. Maar, dus, toen kwamen we terug thuis en in de achtertuin dacht ik even dat ik de kippen misschien niet goed verzorgd had achtergelaten. Er hing een nare lucht. Het gebeurt wel vaker als het stevig geregend heeft dat je in de buurt van de kippenren iets van een mestgeur ruikt (signaal om de bodembedekking weer aan te vullen), maar dit was echt wat anders. Het vloog me bij de poort al in de neus en het was eeeh… niet bepaald kippig te noemen.
Pas na een half uurtje zag ik het: De voodoolelie bloeide. Best mooi en onverwacht. Ik snap hoe hij aan zijn Nederlandse naam komt, het ziet er erg ongewoon uit, de bloem is groot en er is nog geen blad bij. Dat is nog eens wat anders dan een madeliefje. En het stinkt dus enorm. Een dag later was de stank weg en de bloem verlept.
Het is een vijftrapsraket van een recept, maar je kunt er veel in kwijt én tussen de stappen hoef je er niets mee, dat is gewoon wachttijd. En daarnaast is het een prima meeneemlunch voor de dag erna. Vaak begin ik de avond ervoor al met stap 1: het deeg, tien minuten tops voor afwegen van ingrediënten en in de keukenmachine tot een deeg draaien dat daarna in de koelkast moet.
Als het goed koud is komt stap 2: uitrollen en in de vorm doen, nog eens tien minuten, waarna het weer in de koelkast kan (maar dat moet niet). Blind bakken -stap 3- duurt 20 minuten, maar daar hoef je niets aan te doen behalve op tijd uit de oven halen. De vulling maken, stap 4, kan óók tijdens die 20 minuten.
Ik vulde deze met broccoliroosjes en gravad lachs, misschien niet gebruikelijk om dat met gravad lachs te doen maar het lag nog in de vriezer en zalm is zalm, dacht ik. Het bleek prima te kunnen. Drie restjes kaas: een jong belegen, een oude en een parmezaanse. En verder natuurlijk drie eieren en wat crème fraîche, nog wat gedroogde dille en een gesnipperd knoflookteentje. Tijdens stap 5, een half uur afbakken, dronken we een glaasje in de namiddagzon. Qua tijdmanagement is zo’n quiche best fijn. Om op te eten trouwens ook.
Een volkstuin en kippen, dat zorgt maar voor een heel klein stukje van de dagelijkse boodschappen. Ik ging toch wel enkele keren per week naar de supermarkt, en op zaterdag naar de markt. En precies zoals de supermarkt wil dat je doet, kwam ik vaak met meer thuis dan ik van plan was geweest, en dat “meer” was vaak niet het gezondste spul. Niets menselijks is mij vreemd als het gaat om chips, toetjes en koek, en zo plakken er steeds meer kilo’s aan me vast. Ook ben ik -doordeweeks dan toch- best gevoelig voor het gemak van bijna-klaar-eten: voorgesneden groenten in plastic zakjes en verpoederde sausjes en dergelijke.
Ik las de afgelopen jaren The Omnivores Dilemma van Michael Pollan. En ook Hugh Fearnley Whittingstalls Eat Better Forever en kortgeleden Teun van der Keukens De mens is een plofkip. En daar tussendoor was er steeds nieuws over misstanden in slachthuizen, over arbeidsmigranten die voor hongerloontjes in de voedselindustrie werken en daarnaast over enórme winsten voor de grootgrutters. Ik verbaasde me over voedsel dat niet werd afgenomen van de telers omdat de peren te klein waren en niet in het voorgevormde traytje pasten, of omdat de prijs van de uien lager was dan de kosten om ze uit de grond te halen. Ik ergerde me aan keurmerkjes en groengewassen producten en reclames die kant nog wal raakten… kortom, ik dacht er lang en hard over na en toen maakte ik het uit met Appie. Ik wil er gewoon nooit meer heen.
Sinds vier weken worden mijn boodschappen geleverd door De Grote Verleiding. Geen impulsaankopen meer, maar één keer per week een boodschappenlijst waarover is nagedacht. Er is geen bijna-klaar eten, maar zelf schillen, wassen en snijden; het blijkt maar een paar minuten te duren. Alles is voor zover mogelijk lokaal gegroeid, zonder gebruik van bestrijdingsmiddelen en kunstmest. Het is inderdaad wat duurder dan de prijsvechters, maar het verschil is niet zó groot. Dat komt ook omdat ik niet tóch een zak drop meepak, of in de drie-voor-de-prijs-van-twee-val loop. En, bonus, ik heb nauwelijks plastic afval meer om weg te brengen.