Op zoek naar verloren tijd

Weet iemand waar Mei gebleven is? En het grootste deel van Juni? De tijd vliegt, maar ik mag niet mopperen… we gingen naar Parijs, om in het Grand Palais naar Leviathan van Anish Kapoor te kijken, we bezochten Turku, Culturele hoofdstad van Europa in Finland, waarover vast later meer.  Ondertussen werkten we natuurlijk ook gewoon en daarnaast zouden we met zijn tweeën fulltime in de volkstuin kunnen werken, zoveel is daar te beleven op het moment. Ook daarover later meer, nu, in verband met die verloren tijd, een recept voor Madeleines.

 

Ik heb er altijd enorm succes mee, maar een klein nadeel is dat ze niet lang te bewaren zijn. Ze moeten idealiter gegeten vóór ze afgekoeld zijn. Je kunt ze misschien ook in muffinvormpjes bakken, maar zo’n schelpje maakt het wel helemaal af.

Natuurlijk heb ik het niet zelf bedacht, het recept, ik heb het gevonden op smulweb. Er zijn duizenden madeleine-recepten te vinden op het Internet.

Je hebt nodig:

2 eieren
125 gr boter
125 gr poedersuiker
100 gr bloem
½ theelepel vanillesuiker
geraspte schil van een halve citroen
een halve theelepel bakpoeder

Smelt de boter op een laag vuurtje, laat dan weer wat afkoelen.
Klop in een ruime kom de eieren 3 minuten met een mixer op de hoogste stand.
Mix geleidelijk de poedersuiker en vanillesuiker erdoor, mix dan nog 5 tot 7 minuten tot het mengsel dik en glanzend is.
Zeef de bloem en bakpoeder samen. Dit is heel belangrijk; het bakpoeder moet goed verdeeld in het meelmengsel zitten. Alleen zo krijg je een regelmatige reactie van het bakpoeder.
Zeef ongeveer een kwart van het meel door het ei mengsel en vouw het er voorzichtig door.
Meng op deze manier al het meel in 3 of vier stappen door het mengsel, voeg bij de laatste portie de citroenrasp erbij. Roer dan voorzichtig de boter erdoor. Als het goed is, is de boter nog net vloeibaar.
Laat het beslag een half uur afgedekt in de koelkast staan.  Verwarm de oven voor op 190 graden, vet je madeleine vorm in met een kwastje en nog wat gesmolten boter en bestuif met bloem.
Lepel het beslag in de holletje, ongeveer driekwart vol.
Bak 10 minuten tot de randjes goudkleurig zijn en de bovenkanten terugveren.
Laat in de vormpjes 1 minuut afkoelen.
Maak los met een mes (ik gebruik er ook altijd een saté prikker bij, want ze zijn heet…) en haal ze uit de vorm en leg op een rooster om af te koelen.

 

De Gezusters

Drie weken geleden deden ze, twintig weken oud, hun intrede in ons huishouden. Meer precies in de tuin, waar een prachtig verblijf voor ze klaar stond.

Echtgenoot Yep heeft dit luxe onderkomen voor ze gebouwd, gedurende de winter. De Gezusters zijn zwartkoperkleurige Marans kippen.

Aanvankelijk waren ze wat schrikachtig,  maar het duurde niet lang voor ze ontdekten dat ‘t best gezellig is hier. Dat er lekkere bruine boterhammen kwamen, elke dag. En grasjes, en spinnetjes om achterna te rennen… en genoeg knabbelkorreltjes in de voerbak. Ze babbelen genoeglijk samen, slapen liefst op een stapeltje zo dicht mogelijk bij elkaar, maar ze vechten om een broodkorstje dat de veren eraf vliegen.

Vandaag heeft één van de drie -we weten natuurlijk niet welke- haar eerste eitje gelegd. ‘t Is nog maar een klein eitje. Maar leuk is het wel!

April in de tuin

Deze maanden is het menens. Dagelijks gaat minstens één van ons naar de tuin, er wordt geplant, gezaaid, geschoffeld, gewied en toch ook al geoogst. Veel te zien en dus ook veel foto’s.

Appelbloesem. De kleur kan varieren van wit tot donkerroze, afhankelijk van het ras van de appelboom. Dit is een Rode van Boskoop.

De eerste aardappels laten zich boven de grond zien. Frieslanders zijn populair: Het is een vroeg ras, snel te oogsten. En mooie, grote, gladde aardappels.

Een bedje sla. Dit is Little Gem, ook wel Romeinse sla genoemd.

De aalbessen lijken al aardig op het eindproduct. Alleen nog wat bijkleuren…

De kersenboom is uitgebloeid, de kersen zijn -onder de resten van de bloesem- al goed te zien.

Sommige planten leveren niets dat je eten kan, en hebben ook geen mooie bloemen. Ze staan vooral in de tuin omdat ze zo mooi zijn. Deze Hosta bijvoorbeeld.

En vrouwenmantel, vooral mooi kort na een regenbui: Versierd met glinsterende druppels.

De eerste tassen met oogst gaan mee naar huis. Asperges bijvoorbeeld…

En lekker pittige radijsjes.

Een roos is een roos

1 mei viert M. haar verjaardag. Er moest dus een goed kado worden bedacht. Ik heb het mij makkelijk gemaakt, en haar aangeboden de taart voor haar feest te maken. Iedereen blij,  want ik vind taart maken erg leuk… maar een hele taart is voor onszelf -met zijn tweetjes- wel wat veel.

Dit is de eerste keer dat ik zoiets voor een ander maak, ik ben in december pas begonnen met wat meer aandacht taart te versieren. Hoogtepunt tot dusver was voor mijn eigen verjaardag in februari.

Ik ging dus op zoek naar inspiratie en dat doe ik meestal op het wereldwijde web. De eerste google-hit was deze site, goed voor dagen kijkplezier. Hier trof ik ook een tutorial voor het maken van een roos. Natuurlijk heb ik meteen de spullen bij elkaar gezocht en de aanwijzingen gevolgd.

Ik ben zelf verbaasd over het resultaat! Ik denk zomaar dat M. een taart met een toef rozen erop gaat krijgen…

Zelfgeverfd, zelfstrepend, zelfgebreid.

In Januari 2009 verfde ik eens een paar strengen saai, naturelkleurig wollen breigaren blauw. Wol en garen verven is erg leuk, maar tenzij je het ECHT goed kan, zo goed dat je inderdaad een winkeltje kunt beginnen, gebeurt het niet zo vaak.

Ik had 800 gram wol, en verf genoeg voor een kilo. Dus toen de zaak al stond te sudderen vond ik het ineens zonde van de verf teveel, holde naar boven en greep twee knotjes witte arwetta sokkenwol  uit de kast. Die plaatste ik, droog, in de pan met de wol en de verf.

Als twee rimpelige oudjes in een bubbelbad zaten ze daar. Eigenlijk moet wol voor het verven goed doorweekt zijn, zodat de verf overal in de vezel doordringt, maar in dit geval wilde ik dat juist niet.

De helft wit houden lukte goed, en tot mijn geluk was de blauwe kleurstof wél tot in het binnenste van de knot doorgedrongen.

Jaren later (twee jaren) pakte ik de twee blauw-witte wolletjes weer op. Om precies te zijn vlak voor het filmfestival in Rotterdam waar Yep me, bij wijze van verjaardagskadootje, op trakteerde. Met acht uur filmkijken voor de boeg begon ik een paar simpele, recht toe recht aan sokken. Breien in het donker kan ik wel, maar niet iets met een patroontje.

Het risico bestaat dat in meerkleurige sokkenwol de gekleurde delen vlekken vormen, “pooling” in sokkenbreiersjargon. (zoals hiernaast te zien, bij een sjaal) Soms is pooling zelfs het doel van een verfbad, zoals bij de zogenaamde “fliegende Untertassen”, waarvan ik ook een paar in de la heb liggen. Meestal vind ik het gewoon niet mooi, en de sjaal hiernaast is dan ook uitgehaald.

Maar tot mijn verrassing leverde mijn op-de-gok geverfde sokkengaren een fijn streepje.  En, naarmate het garen meer van binnenuit de bol kwam, werd het blauw lichter. De verf had het binnenste garen wel bereikt, maar pas wat later, of de meeste kleurstof was wellicht al door de buitenkant van de knot en het andere garen opgenomen.

Pas gisteren kwamen de sokken van de naalden. Ik ben dik tevreden, de volgende keer dat de verfpan op het vuur komt zou het best kunnen dat ik weer een paar knotten sokkengaren erbij te badderen zet.

De tuin in Maart

Zomaar ineens is het lente. Als bij toverslag verandert de boom die bij de ingang van de tuin staat in een weelderig bruidsboeket.

Knopjes verschijnen aan bomen en struiken

De maggiplant is op zijn mooist als hij net weer boven de grond is…

Dat geldt ook voor de zeekool. Geen gangbare groente, en eerlijk gezegd heeft deze schrijfster er ook nog niet van gegeten. Maar geef toe, hij maakt een spectaculaire entree in de wereld boven de grond. Hij zal ongetwijfeld snel veranderen in een gewone, paars-groene plant.

De eerste blaadjes van de framboos zijn ook al zo mooi meerkleurig

En aan alle kanten barsten de bloemen los.

Alle tuinders zaaien, planten en poten. Er is heel wat te doen: sla, worteltjes, erwtjes, vroege aardappelen, uien… Het kan allemaal de grond in. Veel andere groenten en ook bijvoorbeeld tomaten, moeten nu gezaaid in kweekbakjes binnen of in de kas, die mogen naar buiten als het “echte” plantjes zijn.

Op de groei. Of niet.

Op 2 februari werd baby F.  geboren, dochter van een collega van Yep. Dus, zoals het een echte breister betaamt, greep ik meteen naar de breipennen en haalde drie heerlijk zachte bolletjes Drops baby merino  uit de kast. Die had ik ooit aangeschaft met een schattig klein truitje voor ‘n babymeisje in gedachten.

Na enig zoeken op ravelry besloot ik  dit patroon  ervan te breien. Met -natuurlijk- een paar kleine aanpassingen.

Eenmaal gebreid zag het er zo uit.

Lief he. Maar wél klein. Erg klein. Na het breien van de laatste steken was het al eind februari en was baby F. natuurlijk niet meer pasgeboren. Zoals gezonde babies behoren te doen was ze ongetwijfeld al een pondje gegroeid. Dit schattige truitje, met borstomvang van 34 cm zal waarschijnlijk slechts een prematuur kindje passen. Ik besloot om het maar niet in elkaar te zetten en als een flinke meid een plan B te kiezen. De witte Drops baby merino was op, ik had aardig genoeg van dit patroon, dus…. ruim baan voor Tomten, een klassieker van brei-goeroe Elizabeth Zimmerman. Deze versie  met capuchon, ook al gevonden op ravelry, is van Martha Marques

Ik verwerkte drie bollen grijs en één bol witte alpaca erin, die ik eens aan een stash-swap had overgehouden. De gekleurde randjes bestaan uit sokkenwol die ik dubbel breide. De nette zoompjes die je hierdoor krijgt vind ik een heel fijn detail. Dat ga ik ook eens een keer voor mijzelf doen.

De borstomvang van deze Tomten is 50 cm.

En hier is het probleem: Dit is een jasje. Een behoorlijk warm kledingstuk, dat, mede door het wat ruwe alpacagaren, gedragen moet worden met iets eronder. Dit is iets voor lekker als het sneeuwt. Ik ben zo bang dat Baby F. dit kledingstuk past precies in het midden van het warmste deel van de zomer. En tegen de tijd dat het weer wat kouder wordt, dit net zo erg te klein is als het witte overslagtruitje nu. Maar ik ga niet nóg iets nieuws beginnen. Over drie weken ga ik het feestelijk verpakt overhandigen en het beste ervan hopen.

PS Heeft iemand een heel klein baby’tje dat best een wit overslagtruitje kan gebruiken? Of een dochter met een pop misschien, borstomvan 34 cm?

De tuin in februari

Daarover kunnen we kort zijn: Er gebeurt nog niet veel. Er zijn tuinders die alvast voorzaaien, zodat ze straks snel verse groenten hebben, maar dat gebeurt in de kas of in de vensterbank.

De meeste tuinen op het complex zijn omgespit of geploegd en gefreesd, en liggen stil te wachten op betere tijden.

De paar tuinders die wél bij de warme kachel vandaan komen snoeien de fruitbomen, en rijden kruiwagens mest af en aan, om de grond goed voor te bereiden op het komende seizoen.

Elk jaar één van de eersten boven de grond: de rabarber laat zich al zien, prachtig rood, met verfrommelde bladen, die zich in het eerste zonnetje uitvouwen.

Hier en daar staat een toefje sneeuwklokjes.  Nog een paar weken wachten, dan komt de lente.

Zuurkool van ‘t Hart

Uit het boek “Het dovemansoren dieet” van Maarten ‘t Hart heb ik maar één advies opgevolgd. Dat was zo’n goed advies dat daarmee het hele boek gerechtvaardigd was. Hoewel, dat is niet waar. Ik heb het als luisterboek, en  met genoegen helemaal uitgeluisterd. Het is gewoon niet echt een dieetboek als zodanig. Hoe dan ook, het recept voor zuurkool dat er in staat is in al zijn eenvoud geweldig. En vegetarisch. Wat ik ervan in mijn kookschriftje heb samengevat zet ik -zonder daarvoor toestemming te vragen- hieronder.

Schil en kook een kilo aardappels. Fruit een gesnipperd uitje in een koekenpan, doe er 300 gram zuurkool bij, en bak tot het licht begint te kleuren. Schaaf een grote zure appel (goudrenet) tot zo dun mogelijke plakjes.

Stamp van de aardappels met boter en warme melk een dunne puree, net niet vloeibaar. Voeg peper en zout toe, niet te zuinig met de peper, roer er de zuurkool en de appel door. Doe over in een ingevette ovenschaal, bestrooi royaal met oude kaas. Bak in de oven op 180 graden tot de bovenkant mooi goudbruin is.

Een clubje voor één persoon

Sinds 2003 brei ik sokken en heb ik altijd wel een sok op de breinaalden.  Ingewikkelde met patroontjes zijn leuk, vaak ook gewoon een fijne “nobrainer” om bij de televisie of in de trein te breien. Ik brei zelfs in de bioscoop. Niet bij enge films, om mijn buren niet in gevaar te brengen… met een breinaald zou je akelige schade kunnen toebrengen als gevolg van een schok-effect op het scherm.

Ik ben lid van de yahoo-sokkenbreigroep, waar de onvolprezen (en onvermoeibare) yvonne elke twee maanden de zogenaamde samenbrei-sok publiceert.  Zo hebben we de mogelijkheid om allemaal tegelijk hetzelfde sokkenpatroon te breien.  Het is een soort van virtueel brei-café, altijd leerzaam en erg gezellig!

Vaak wordt er aan het eind van het traject een prijs verloot, vorig jaar was ik zelf -met de sok “Aragorn” – een keer de gelukkige winnaar. Ik won een prachtige streng handgeverfde sokkenwol van Janneke “moonwise”

  De eerste Samenbreisok van 2011 vind ik wel erg aantrekkelijk, het is een ontwerp van Nancy Bush, een dame die haar sporen wel verdiend heeft in breiland. Ik wil hem erg graag met de groep mee gaan breien, maar éérst moet het paar op mijn naalden af: Een mooi, zelfstrepend garen dat ik ooit eens op een ruil bemachtigde, een doodgewone boter-en-suiker sok van twee recht, twee averecht. Het kost nogal wat discipline om niet dat saaie paar aan de kant te schuiven en een mooi wolletje voor de “vikkel” samenbreisok te gaan zoeken.

Daarom heb ik naar voorbeeld van Yarnharlot voor mezelf een Sok Van De Maand Club (echo’s en tromgeroffel hier invoegen) opgericht. Elke maand van 2011 ga ik een paar sokken breien. In de loop van het jaar mag het paar sokken één  keer vervangen worden door een paar wanten of handschoenen, één keer door een muts en één keer door een babytruitje.  Hieronder de boter-en-suikersokken zoals ze vanmorgen waren. Ik hoop ze half januari af te hebben.