Een roos is een roos

1 mei viert M. haar verjaardag. Er moest dus een goed kado worden bedacht. Ik heb het mij makkelijk gemaakt, en haar aangeboden de taart voor haar feest te maken. Iedereen blij,  want ik vind taart maken erg leuk… maar een hele taart is voor onszelf -met zijn tweetjes- wel wat veel.

Dit is de eerste keer dat ik zoiets voor een ander maak, ik ben in december pas begonnen met wat meer aandacht taart te versieren. Hoogtepunt tot dusver was voor mijn eigen verjaardag in februari.

Ik ging dus op zoek naar inspiratie en dat doe ik meestal op het wereldwijde web. De eerste google-hit was deze site, goed voor dagen kijkplezier. Hier trof ik ook een tutorial voor het maken van een roos. Natuurlijk heb ik meteen de spullen bij elkaar gezocht en de aanwijzingen gevolgd.

Ik ben zelf verbaasd over het resultaat! Ik denk zomaar dat M. een taart met een toef rozen erop gaat krijgen…

Zelfgeverfd, zelfstrepend, zelfgebreid.

In Januari 2009 verfde ik eens een paar strengen saai, naturelkleurig wollen breigaren blauw. Wol en garen verven is erg leuk, maar tenzij je het ECHT goed kan, zo goed dat je inderdaad een winkeltje kunt beginnen, gebeurt het niet zo vaak.

Ik had 800 gram wol, en verf genoeg voor een kilo. Dus toen de zaak al stond te sudderen vond ik het ineens zonde van de verf teveel, holde naar boven en greep twee knotjes witte arwetta sokkenwol  uit de kast. Die plaatste ik, droog, in de pan met de wol en de verf.

Als twee rimpelige oudjes in een bubbelbad zaten ze daar. Eigenlijk moet wol voor het verven goed doorweekt zijn, zodat de verf overal in de vezel doordringt, maar in dit geval wilde ik dat juist niet.

De helft wit houden lukte goed, en tot mijn geluk was de blauwe kleurstof wél tot in het binnenste van de knot doorgedrongen.

Jaren later (twee jaren) pakte ik de twee blauw-witte wolletjes weer op. Om precies te zijn vlak voor het filmfestival in Rotterdam waar Yep me, bij wijze van verjaardagskadootje, op trakteerde. Met acht uur filmkijken voor de boeg begon ik een paar simpele, recht toe recht aan sokken. Breien in het donker kan ik wel, maar niet iets met een patroontje.

Het risico bestaat dat in meerkleurige sokkenwol de gekleurde delen vlekken vormen, “pooling” in sokkenbreiersjargon. (zoals hiernaast te zien, bij een sjaal) Soms is pooling zelfs het doel van een verfbad, zoals bij de zogenaamde “fliegende Untertassen”, waarvan ik ook een paar in de la heb liggen. Meestal vind ik het gewoon niet mooi, en de sjaal hiernaast is dan ook uitgehaald.

Maar tot mijn verrassing leverde mijn op-de-gok geverfde sokkengaren een fijn streepje.  En, naarmate het garen meer van binnenuit de bol kwam, werd het blauw lichter. De verf had het binnenste garen wel bereikt, maar pas wat later, of de meeste kleurstof was wellicht al door de buitenkant van de knot en het andere garen opgenomen.

Pas gisteren kwamen de sokken van de naalden. Ik ben dik tevreden, de volgende keer dat de verfpan op het vuur komt zou het best kunnen dat ik weer een paar knotten sokkengaren erbij te badderen zet.

De tuin in Maart

Zomaar ineens is het lente. Als bij toverslag verandert de boom die bij de ingang van de tuin staat in een weelderig bruidsboeket.

Knopjes verschijnen aan bomen en struiken

De maggiplant is op zijn mooist als hij net weer boven de grond is…

Dat geldt ook voor de zeekool. Geen gangbare groente, en eerlijk gezegd heeft deze schrijfster er ook nog niet van gegeten. Maar geef toe, hij maakt een spectaculaire entree in de wereld boven de grond. Hij zal ongetwijfeld snel veranderen in een gewone, paars-groene plant.

De eerste blaadjes van de framboos zijn ook al zo mooi meerkleurig

En aan alle kanten barsten de bloemen los.

Alle tuinders zaaien, planten en poten. Er is heel wat te doen: sla, worteltjes, erwtjes, vroege aardappelen, uien… Het kan allemaal de grond in. Veel andere groenten en ook bijvoorbeeld tomaten, moeten nu gezaaid in kweekbakjes binnen of in de kas, die mogen naar buiten als het “echte” plantjes zijn.

Op de groei. Of niet.

Op 2 februari werd baby F.  geboren, dochter van een collega van Yep. Dus, zoals het een echte breister betaamt, greep ik meteen naar de breipennen en haalde drie heerlijk zachte bolletjes Drops baby merino  uit de kast. Die had ik ooit aangeschaft met een schattig klein truitje voor ‘n babymeisje in gedachten.

Na enig zoeken op ravelry besloot ik  dit patroon  ervan te breien. Met -natuurlijk- een paar kleine aanpassingen.

Eenmaal gebreid zag het er zo uit.

Lief he. Maar wél klein. Erg klein. Na het breien van de laatste steken was het al eind februari en was baby F. natuurlijk niet meer pasgeboren. Zoals gezonde babies behoren te doen was ze ongetwijfeld al een pondje gegroeid. Dit schattige truitje, met borstomvang van 34 cm zal waarschijnlijk slechts een prematuur kindje passen. Ik besloot om het maar niet in elkaar te zetten en als een flinke meid een plan B te kiezen. De witte Drops baby merino was op, ik had aardig genoeg van dit patroon, dus…. ruim baan voor Tomten, een klassieker van brei-goeroe Elizabeth Zimmerman. Deze versie  met capuchon, ook al gevonden op ravelry, is van Martha Marques

Ik verwerkte drie bollen grijs en één bol witte alpaca erin, die ik eens aan een stash-swap had overgehouden. De gekleurde randjes bestaan uit sokkenwol die ik dubbel breide. De nette zoompjes die je hierdoor krijgt vind ik een heel fijn detail. Dat ga ik ook eens een keer voor mijzelf doen.

De borstomvang van deze Tomten is 50 cm.

En hier is het probleem: Dit is een jasje. Een behoorlijk warm kledingstuk, dat, mede door het wat ruwe alpacagaren, gedragen moet worden met iets eronder. Dit is iets voor lekker als het sneeuwt. Ik ben zo bang dat Baby F. dit kledingstuk past precies in het midden van het warmste deel van de zomer. En tegen de tijd dat het weer wat kouder wordt, dit net zo erg te klein is als het witte overslagtruitje nu. Maar ik ga niet nóg iets nieuws beginnen. Over drie weken ga ik het feestelijk verpakt overhandigen en het beste ervan hopen.

PS Heeft iemand een heel klein baby’tje dat best een wit overslagtruitje kan gebruiken? Of een dochter met een pop misschien, borstomvan 34 cm?

De tuin in februari

Daarover kunnen we kort zijn: Er gebeurt nog niet veel. Er zijn tuinders die alvast voorzaaien, zodat ze straks snel verse groenten hebben, maar dat gebeurt in de kas of in de vensterbank.

De meeste tuinen op het complex zijn omgespit of geploegd en gefreesd, en liggen stil te wachten op betere tijden.

De paar tuinders die wél bij de warme kachel vandaan komen snoeien de fruitbomen, en rijden kruiwagens mest af en aan, om de grond goed voor te bereiden op het komende seizoen.

Elk jaar één van de eersten boven de grond: de rabarber laat zich al zien, prachtig rood, met verfrommelde bladen, die zich in het eerste zonnetje uitvouwen.

Hier en daar staat een toefje sneeuwklokjes.  Nog een paar weken wachten, dan komt de lente.

Zuurkool van ‘t Hart

Uit het boek “Het dovemansoren dieet” van Maarten ‘t Hart heb ik maar één advies opgevolgd. Dat was zo’n goed advies dat daarmee het hele boek gerechtvaardigd was. Hoewel, dat is niet waar. Ik heb het als luisterboek, en  met genoegen helemaal uitgeluisterd. Het is gewoon niet echt een dieetboek als zodanig. Hoe dan ook, het recept voor zuurkool dat er in staat is in al zijn eenvoud geweldig. En vegetarisch. Wat ik ervan in mijn kookschriftje heb samengevat zet ik -zonder daarvoor toestemming te vragen- hieronder.

Schil en kook een kilo aardappels. Fruit een gesnipperd uitje in een koekenpan, doe er 300 gram zuurkool bij, en bak tot het licht begint te kleuren. Schaaf een grote zure appel (goudrenet) tot zo dun mogelijke plakjes.

Stamp van de aardappels met boter en warme melk een dunne puree, net niet vloeibaar. Voeg peper en zout toe, niet te zuinig met de peper, roer er de zuurkool en de appel door. Doe over in een ingevette ovenschaal, bestrooi royaal met oude kaas. Bak in de oven op 180 graden tot de bovenkant mooi goudbruin is.

Een clubje voor één persoon

Sinds 2003 brei ik sokken en heb ik altijd wel een sok op de breinaalden.  Ingewikkelde met patroontjes zijn leuk, vaak ook gewoon een fijne “nobrainer” om bij de televisie of in de trein te breien. Ik brei zelfs in de bioscoop. Niet bij enge films, om mijn buren niet in gevaar te brengen… met een breinaald zou je akelige schade kunnen toebrengen als gevolg van een schok-effect op het scherm.

Ik ben lid van de yahoo-sokkenbreigroep, waar de onvolprezen (en onvermoeibare) yvonne elke twee maanden de zogenaamde samenbrei-sok publiceert.  Zo hebben we de mogelijkheid om allemaal tegelijk hetzelfde sokkenpatroon te breien.  Het is een soort van virtueel brei-café, altijd leerzaam en erg gezellig!

Vaak wordt er aan het eind van het traject een prijs verloot, vorig jaar was ik zelf -met de sok “Aragorn” – een keer de gelukkige winnaar. Ik won een prachtige streng handgeverfde sokkenwol van Janneke “moonwise”

  De eerste Samenbreisok van 2011 vind ik wel erg aantrekkelijk, het is een ontwerp van Nancy Bush, een dame die haar sporen wel verdiend heeft in breiland. Ik wil hem erg graag met de groep mee gaan breien, maar éérst moet het paar op mijn naalden af: Een mooi, zelfstrepend garen dat ik ooit eens op een ruil bemachtigde, een doodgewone boter-en-suiker sok van twee recht, twee averecht. Het kost nogal wat discipline om niet dat saaie paar aan de kant te schuiven en een mooi wolletje voor de “vikkel” samenbreisok te gaan zoeken.

Daarom heb ik naar voorbeeld van Yarnharlot voor mezelf een Sok Van De Maand Club (echo’s en tromgeroffel hier invoegen) opgericht. Elke maand van 2011 ga ik een paar sokken breien. In de loop van het jaar mag het paar sokken één  keer vervangen worden door een paar wanten of handschoenen, één keer door een muts en één keer door een babytruitje.  Hieronder de boter-en-suikersokken zoals ze vanmorgen waren. Ik hoop ze half januari af te hebben.

Winter in de tuin

Afgezien van voornoemde witlof is er deze maanden niet veel te beleven in de tuin. En die witlof is niet eens in de tuin, maar in de kelder.

De boerenkool heeft -zeer decoratief, dat wel- kennelijk geen last van de kou.

Ik pluk steeds zoveel als ik voor een maaltijd nodig heb: De tuin is m’n vriezer.

De rozemarijnstruik houdt ook dapper stand, maar voor het eten pak ik gedurende de winter maar gewoon de gedroogde variant uit het keukenkastje.

De vorst maakte een surrealistisch schilderijtje van de slootkant.

De winter maakt ook slachtoffers. En het zal ongetwijfeld ook de kou zijn die ervoor zorgt dat deze bevroren scholekster geen buizerdvoer geworden is.

En wij, wij blijven binnen bij de kachel, maken plannen, overwegen ‘n stoofperenboom aan te planten. Kijken de voorraad zaadjes door, en overwegen of we dit jaar maar minder peultjes zullen doen (nog stééds een kilo of drie in de vriezer, nu) en wat méér erwtjes. Van die lekkere pluksla, en een naaktzadige pompoen, en een rijtje zonnebloemen… was het maar vast weer voorjaar!

Mayonaise

Er bestaat een hardnekkig misverstand, dat mayonaise maken moeilijk is.  Er is zelfs een roman met de titel “De dag dat de mayonaise mislukte”, waarin bij wijze van plotwending de mayonaise op een cruciaal moment aan het schiften slaat, waardoor de heldin haar carriere als televisiekok misloopt.

Ook herinner ik me een komisch stripje waarin de mayo-maker steeds ingredienten bij moet voegen, en uiteindelijk eindigt met een badkuip vol mislukte eierstruif-en-olie 

Nogal geïntimideerd door deze reputatie heb ik ook heel wat potten van het spul aangeschaft, tot ik op Culinette’s blog  dit recept tegenkwam, en dacht ach, wat kan me gebeuren… Niemand kijkt, en als het inderdaad mislukt gooi ik het gauw weg en heeft het me een kwartje gekost. En tien minuten. En dan weet ik voor eens en voor altijd dat ik het niet kan.

Ik kon het wel, ik heb sinds die dag nooit meer een pot gekocht. En ‘t is niet dat ik buitengewoon knap ben: iedereen kan het. Het enige waar je even op moet letten is dat al je ingredienten dezelfde (kamer) temperatuur hebben.

Met dank aan Culinette dus:

Snelle mayonaise
Heb je zo’n hoge mengbeker bij je staafmixer? Dan is mayonaise maken geen kunst en zo klaar. In de mengbeker 2 eidooiers, 1 el franse mosterd, het sap van een halve citroen en 200 ml (olijf)olie met wat peper/zout. Zet de staafmixer op de bodem en laat hem even draaien. Vervolgens trek je hem heel, heel langzaam omhoog. Tegen de tijd dat je boven bent heb je mayonaise.

En de overgebleven eiwitten zijn een goede motivatie om me eens aan macarons te wagen. (díe zijn moeilijk!)

Lof oogsten

Elk jaar kopen we in november een jute zak vol witlofwortels bij een Zeeuwse boer. Daarin wordt bemiddeld door een van de (andere) stamgasten van het plaatselijke bruine café.

Deze zak zetten we in de garage, waar het koud is. Een stuk of wat wortels mogen naar binnen, die zetten we rechtop in een emmer met een paar centimeter water onderin. De emmer wordt afgedekt met een dubbele zwarte vuilniszak en dan in de donkere, warme kelderkast gezet.

Twee weken later staan er witlofkropjes op, elke wortel één. Afsnijden, wortels weg, nieuwe in de emmer, verse witlof op het menu.

Dit jaar hebben we voor het eerst geprobeerd zelf witlofwortels te kweken in de tuin. Niet dat die van de boer slecht waren of duur, (integendeel!) we hebben er zekerheidshalve toch nog maar een zak van gekocht.

Vandaag ben ik de laatste wortels gaan opgraven.  “Onze” witlofwortels zijn wel wat magertjes… misschien komen er ook maar smalle kropjes op. We zullen zien. De hazen in de Wilhelminapolder vonden onze witlofwortels zo te zien al heel smakelijk.

Wij zelf hebben de eerste “trek”, van wortels van de boer,  inmiddels ook al opgegeten.