Het Rotterdams Philharmonisch speelt een paar keer per jaar een voorstelling voor “4 plus” oftewel, erg jong publiek. Er zijn voorafgaand aan het concert activiteiten voor de kinderen, de drankjes en de duur van het concert zijn aangepast, en het verhaal van de muziek wordt uitgebeeld en verteld.
Zo luisterden en keken wij gisteren met Kleindochter K. (zes jaar inmiddels) en haar ouders naar Tchaikovsky’s Doornroosje. Het verhaal werd verteld door een kamermeisje van het kasteel, er was schimmenspel en dans. Zelfs het hele orkest viel in slaap toen Doornroosje zich prikte, maar gelukkig kon het publiek ze snel weer wakker roepen. Mooi dat een prinses net zo welkom was als een prins om de Schone Slaapster wakker te kussen! Kleindochter K. keek ademloos toe, ondertussen stijf mijn hand vasthoudend. Wat een leuke middag.
Mijn moeder deed aan kantklossen. Ze had een speciaal tafeltje ervoor, dat mijn vader voor haar getimmerd had. Ik herinner me vooral het geluid van de klosjes, en hoe boeiend ik het vond, al die draadjes die doorelkaar gevlochten iets moois vormden. Ik stond als kleuter vaak tegen haar knie geleund te kijken. Natuurlijk leerde ze het me ook, toen ik wat groter was. Zo omstreeks mijn twintigste gaf ik zelf een tijd beginnerscursus in het buurthuis, met halve wasknijpers als klosjes en plaatjes piepschuim met een lapje er om heen die als kussen moesten dienen. Gezellig was dat! Daarna kwam het leven in de weg lopen: een baan, een gezin, drukte… Geen tijd en geen rust. Ik verkocht mijn klosjes in een vlaag van verstandsverbijstering en geldnood en ik ging nuttige handwerken beoefenen: kinderbroeken naaien, mutsen breien, grote pannen soep koken en van die dingen meer.
Toch speet het me wel. Kantklossen is écht leuk, ik hield altijd zo’n gedachte van “misschien ooit nog eens” in mijn hoofd. Dus toen ik via-via een complete set kantklosspullen kon aanschaffen voor een heel zacht prijsje hapte ik toe. Maar ik had nog steeds geen tijd, geen tijd (en geen rust ervoor) dus ik zette het zaakje op zolder en keek er wederom jaren niet naar om. Op een koninginnedag-vrijmarkt scoorde ik een stapel kantklosboeken met patronen, maar ook die verdwenen in de kast en kregen geen aandacht. Een paar weken geleden kwam ik het hele spul tegen op zolder, en besloot het eens wat beter te bekijken.
Op een van de kussens zat een half afgeklost hartenkantje in lila garen. Ik keek er nog eens beter naar en dacht dat ik het misschien nog wel zou kunnen…. Linnenslag, netslag, hoe zat het ook weer met de rand? Nu ja, heel raar: toen bleek er ineens wél tijd voor te zijn. En de rust kwam vanzelf met het geluid van de klosjes.
We gingen op vakantie. Eerst kampeerden we een dag of wat op een oud, vertrouwd adres aan de Middellandse Zee. In 2018 waren we daar voor het laatst geweest, het was leuk om te zien dat er niet zo veel veranderd was. Daarna brachten we een week door in Marseille, samen met Dochter en haar meneer. Terwijl we daar waren gebeurde er van allerlei onvoorziens, maar daarover later meer.
Het weer was heerlijk (en het eten ook), de zee was blauw en Marseille is een geweldige stad.
Als je, zoals ik, maar een heel matig drinker bent als het op alcoholische dranken aankomt ben je aangewezen op koffie, thee, water en frisdrank. De eerste drie: geen probleem. Ik hou van koffie, drink graag thee en een paar glazen water per dag komt ook altijd wel goed. Frisdrank is problematisch, ik vind het altijd te zoet, gesjouw, gedoe met verpakkingen… en ik heb ook iets tegen de onzinnige reclames en het rupsjenooitgenoeg-gedrag van de grote fabrikanten. Ik maakte al eerder elderflower cordial en brouwde Kombucha. Maar dat laatste is een langduriger proces en ik ben niet zo goed in lang vooruit denken… Rabarberlimonade had ik ook al eens eerder gemaakt, dat was heerlijk dus dat deed ik gisteren weer.
Wat een feestelijke kleur! en het smaakt beter dan welk commercieel frisdrankje ook. Vooral omdat ik er veel minder suiker in doe dan het standaard sirooprecept. Dat schrijft evenveel suiker als vloeistof voor, dus een kilo suiker bij een liter water of sap. Dat heeft vooral ook te maken met het houdbaar maken ervan, maar houdbaar hoeft het niet te zijn: Ik maak een liter en drink het in twee of drie daaropvolgende weken op. Je kunt limonade maken van van alles: citroen natuurlijk, en allerlei andere soorten fruit, maar gember lijkt me -vooral ‘s winters- ook leuk. Munt, of misschien kaneel, misschien ga ik eens rosésiroop proberen…
Ik was jarig. Zestig, inderdaad… Het was geen groot feest, we gingen met de kinderen luxe uit eten en dat was heerlijk. Echtgenoot Yep is een meester in het bedenken van de allerbeste verjaardagscadeaus en hij gaf me -onder andere- een oliepers.
Die wilde ik echt al héél lang hebben! Hoe meer zelf gekweekt eten hoe beter, en olie is een onmisbaar product. Ik had visioenen van lange winteravonden waar ik, met een gebloemd schortje voor en met een muziekje op de achtergrond, zonnepitten uit eigen tuin tot goudgele olie verwerk. Dat lijkt nu binnen bereik te komen.
We persten een kilo walnoten tot olie. Dat was wel een leerproces. Natuurlijk moesten er eerst noten gekraakt en daarna grof gehakt. Als er teveel of te weinig vocht in de noten zit kun je er geen olie uit persen dus eerst moesten we vaststellen of ze droog genoeg waren. Ze waren te droog, dus voegden we -volgens de tabel- de juiste hoeveelheid water toe en lieten de hele zaak een paar dagen liggen. Toen plaatsten we een klein olielampje in de pers om de juiste temperatuur te handhaven (koud geperste olie is niet écht koud, maar ook niet warmer dan 40 graden) en een zelfgemaakte vultrechter er op. Met zijn tweeën draaiden we om de beurt aan de slinger -best zwaar- en deden stukjes noot in de trechter. We verkregen inderdaad een aanzienlijke hoeveelheid olie, die nog wat troebel was. En een klein pondje droge walnotenpulp
Na een dag was de olie al half helder, na nog twee dagen deed ik het over in schone flesjes en maakte pesto van het bezinksel. De olie smaakt heerlijk! Ik bakte ook nog stevige koekjes van de pulp, waarbij dit recept mijn uitgangspunt was. Maar ik ben nog op zoek naar meer toepassingen voor de pulp. Drogen, malen en als meel inzetten lijkt ook wel een goed idee. En pulp van zonnepitten zal wel kippenvoer worden.
Een week daarna herhaalde ik het kunstje met pinda’s. Dat ging ook prima, maar pinda’s groeien hier niet en het is daarom in alle opzichten wel een dure fles olie… we gaan dus zonnebloemen in de volkstuin zetten ook. Het blijkt dat niet zomaar elke zonnepit olie kan worden, we hebben specifiek de zwarte nodig.
De prei wilde niet erg lukken. De zomer/herfstprei die in de volkstuin stond, bedoel ik. Het zal wel wat te heet en te droog zijn geweest, ze gingen bijna allemaal in bloei. Niet echt erg, want de bloemen waren prachtige paarse bollen op lange gekronkelde stengels, die erg populair waren bij bijen en hommels. Een paar ervan nam ik mee voor in een vaas. En van de doorgeschoten prei maakte ik bouillon.
Eén van de bloemen had ik over het hoofd gezien, die trof ik een paar weken geleden aan. Alle aparte bloemetjes in de bol hadden een zaadje gevormd, en de zaadjes waren onder invloed van de warme herfst gekiemd. Merkwaardig verschijnsel! Ik heb dat ook wel eens binnen in een tomaat aangetroffen.
excuseer het winteravond-lamplicht
Ik plukte de bundel preiplantjes met een pincet voorzichtig uit elkaar en plantte ze uit in goede potgrond. Ze staan nu een week in de vensterbank en lijken het nog steeds best naar de zin te hebben, wie weet heb ik hier mijn eerste prei van 2023!
Het lijkt bijna een thema, ik riep dat ik niet zo van snijbloemen houd (nu ja, onder voorwaarden natuurlijk wél) en prompt verschijnen er achter elkaar postjes over dit onderwerp.
Kleindochter K was een weekeindje logeren en we gingen samen naar de pluktuin. Wat leuk is dat! Nu zijn er alleen nog maar tulpen maar ik zag al pioenen in wording ook. We plukten samen een mand vol.
En hoewel het “alleen maar” tulpen zijn, zijn ze er in álle kleuren denkbaar. Een geweldig ding om een kleuter een uurtje bezig te houden. Met wat takken van de fruitbomensnoei hadden we twee grote vazen vol én een Kadootje voor een K:)dootje. En: lokaal geteeld en zelf geplukt dus correct volgens het Liescriterium.
Volgens de kalender is het lente. Het is nog niet écht losgebarsten in de tuin, maar je ziet dat het er aankomt.
Vorig jaar gingen we naar de Biennale in de Heilige Driehoek, de polsbandjes die bij het toegangsbewijs hoorden bevatten bloemzaadjes. Ik heb ze bewaard en eergisteren zijn ze in de grond gestopt. Ik kan geen beter moment bedenken om “hoop” te zaaien!
De dagpauwogen overwinteren als vlinder, ook in ons tuinhuisje. Ze komen weer tevoorschijn als het warm genoeg naar hun zin is.
De knopjes aan de perenboom zijn nogal punk, in dit stadium
En als je héél zachtjes doet kun je nog wel eens een fotograaf in het wild betrappen, die op zijn beurt weer een paar nietsvermoedende narcisjes besluipt.
Een nieuwe categorie omdat het een goed idee is om de mooie dingen te blijven zien (en de lieve, de troostrijke, de ontroerende en de grappige).
Onze boswilg bloeit. Een grote gele poederdons van wilgenkatjes, waarin het zoemt van de bijen en de hommels die na de winterrust best wat stuifmeel lusten.
*met dank aan Ian Durydie van héél andere dingen vrolijk werd dan ik. Maar het is de gedachte die telt.
Op het wereldtoneel spelen zich angstaanjagende dingen af, op het moment. Het voelt wel wat vreemd om een blogje te maken over een breiwerk of de tuin, of de eieren die onze kip Kiwi legt. Terwijl ondertussen het nieuws gaat over oorlog, miljoenen mensen die alles moeten achterlaten en de dreiging van wapens die zo enorm zijn dat het elk voorstellingsvermogen te boven gaat.
Wat te doen? Kunnen we iets doen? Dit gaat zo ver boven onze hoofden, behalve wat geld doneren en vluchtelingen een veilige plek bieden staan we machteloos. Maar ondertussen schijnt de zon, het dagelijks leven gaat door. Er moet gewerkt worden, geslapen, geknuffeld en gegeten. Met somberen en met angst zijn we al helemaal niet geholpen. Het lijkt mij zaak om heel bewust met volle teugen te genieten van alles wat we wél hebben, in de wetenschap hoe kwetsbaar en bijzonder dat is.
Dus.
Kip Kiwi dankt haar naam aan het feit dat haar broertjes haar pestten toen ze klein was en haar prille staartveertjes uittrokken. Omdat ze toen ook nog geen kammetje had leek ze echt op de Nieuw-Zeelandse loopvogel.
Inmiddels zijn de broertjes coq au vin geworden en Kiwi is drie jaar, een volwassen zilverhals-Marans met kam én staart. En ze legt ENORME eieren.
Waar een gemiddeld marans-ei -zoals onze drie anderen die ook leggen- 62 gram weegt zijn die van Kiwi altijd meer dan 90. En deze rechts op de foto weegt 125 gram. Echt waar. Het record volgens het Guiness book of records staat op 454 gram, maar dat geloof ik bijna niet… dat zou een kwart van het lichaamsgewicht van een stevige kip zijn. Ik heb wel te doen met Kiwi. Ze krijgt af en toe wat extra’s toegestopt.