Op zoek naar iets “nieuws” om in de tuin te verbouwen kom ik soms echt bijzondere dingen tegen. Ik wist bijvoorbeeld niet dat heilige boontjes échte boontjes zijn. En dat boerentenen ook eetbaar zijn. En dat pronkbonen inderdaad de goede naam hebben. Dat alles was bijvangst, want met het verhaal van de Wieringer boontjes zou je een historische roman kunnen vullen. Oorspronkelijk was Wieringen -toen nog een eiland- de eerste aanlegplaats en overslaghaven voor de schepen van en naar de Oost, en gedroogde bonen waren natuurlijk makkelijk mee te nemen als voedsel voor de lange reis. De Wieringer boeren waren ook niet dom, die gingen allemaal bonen telen.
Toen de scheepvaart moderniseerde en Wieringen werd ingepolderd hield het kweken van de boontjes op. Ook doordat bonen steeds meer in blik verkocht werden en de grootgrutters belangstelling hadden voor precies vier soorten verdwenen De Wieringer boontjes helemaal. Onder andere samen met de Heilige Boontjes, en naaste familie de Soldatenbonen, (hm, heilige boontjes en soldatenbonen zijn tweelingen, dat is wel veelzeggend…) en de Pronkbonen en de boerentenen, maar daarover gaat het nu niet. Het zijden draadje waaraan het ras hing bleek in handen van Nederlanders die naar Amerika waren geëmigreerd: ze hadden het meegenomen als zaaigoed. En gelukkig zijn er mensen als Ruurd Walrecht, die een paar handenvol ervan wist te bemachtigen en die samen met de Volkskrant verspreidde onder enkele tientallen tuinders.
En kijk nou es! Weer gewoon verkrijgbaar. Wat een mooi boontje.
Ik ga ze volgend jaar ook in mijn tuin zaaien.
Leuk zijn ze he? Ik heb ze ook liggen, en nog wat rare knakkers die ik leerde kennen via een groep moestuinenthousiastelingen, waarmee ik informatie en zaden uitwissel.