Vorig jaar kwamen Dochter en Schoonzoon een avond begin Juli. Ze gingen mee naar de tuin en brachten daar een uur of twee door in en onder onze kersenboom. Emmers vol met kersen gingen mee naar huis, heerlijk! Gisteravond waren ze er weer om te helpen plukken. Maar al snel bleek dat in bijna alle kersen een gaatje zat, met daarin een onsmakelijk wit wormpje.
Enig googlen leerde ons dat we te maken hebben met de kersenvlieg. (hoe déden mensen zulke dingen voordat er Internet was?) Dit nare beestje verspreidt zich langzaam maar zeker Noordwaarts en kennelijk is nu Zeeland aan de beurt.
Één kersenvlieg vrouwtje legt op wel honderd onrijpe kersen een eitje, waarna de made die eruit komt zich in de kers nestelt en die van binnenuit opeet. Jakkes. Na één emmer zijn we gestopt met plukken… wat een teleurstelling.
Indachtig het spreekwoord “when life gives you lemons, make lemonade” heb ik de alreeds geplukte kersen een tijdje in zout water gezet om de wormpjes eruit te jagen en gesorteerd. Er bleef toch nog een pondje gave kersen over. Daarna heb ik alle aangetaste exemplaren ontpit, de slechte stukjes eraf gesneden en er sap van gemaakt. Dat is best lekker sap, maar het was idioot veel werk. Vanavond halen we het net van de boom en mogen de vogels de rest van de kersen opeten, inclusief wormpjes. Dan worden dat in ieder geval geen nieuwe kersenvliegen, volgend jaar zullen we tijdig maatregelen nemen. Boeh.
Oh jakkes wat een pech! Zeker na zoveel voorverheugen…