Vandaag: sokken

In september 2016 kocht ik deze sokkenwol en vandaag haalde ik het paar van de sokblocker. Niet dat ik er drie jaar aan moest breien, maar soms moet wol een tijdje marineren.* Het werden gewone vanillesokken, niets bijzonders wat betreft het breipatroon, maar wel fijne zachte wol in vrolijke kleurtjes.

*dat is een eufemisme om mijn weinig doordachte aankoopbeleid te rechtvaardigen. Goeie hè?

Project Knie

Enkele weken geleden mocht ik mij -met mijn gammele linkerknie– melden bij een deskundige arts van de Mobility Clinic in het UMC in Utrecht. Tot mijn opluchting bleken er meer mogelijkheden om de problemen te lijf te gaan; een prothese kan hopelijk en hoogstwaarschijnlijk nog jaren uitgesteld worden. Hoera!

Het behandelplan heet ACP, een serie van drie injecties met bloedplasma (mijn eigen bloedplasma) in mijn knie, de eerste is eergisteren geplaatst.

De drie opeenvolgende bezoeken aan het ziekenhuis in Utrecht combineer ik met drie overnachtingen bij Dochter, die daar niet ver vandaan woont. Dit maakt dat ik behoorlijk wat reistijd heb. Dus ik zocht een vrolijk makende bol garen uit de voorraad en begon aan een breiwerk dat goed te doen is in treinen en wachtkamers. Het knieproject. Eens kijken wat het eerste weg is: de bol garen of de pijn in mijn knie.

Nog niet klaar met Katherine

In 2016 begon ik aan een ambitieus breiproject: Katherine Howard. Helemaal verliefd op het mooie patroon en zelfverzekerd genoeg om me niets van de reputatie (van moeilijk en langdurig) aan te trekken.

Prachtig, toch?

Het rugpand voltooide ik, de voorpanden waren ook al behoorlijk gevorderd voor ik me realiseerde dat het me echt nóóit zou gaan passen. En wat erger was: door mijn tegenzin om eindjes af te hechten had ik voor elke lichter blauwe diagonaal een héél lang eind garen in gebruik. Ik maakte er eerst knotjes van, die vreselijk in de war raakten natuurlijk. Er werd nogal eens aan de draden getrokken. Daar konden ze slecht tegen. Shetland wol bestaat uit vrij korte vezels, dus het garen werd dunner en brak soms. Ik probeerde het op te lossen met zogenaamde visjes, maar ook dat hielp niet veel, ook die raakten steeds in de knoop en het breiwerk werd er bepaald niet mooier van. Ik breide nog een klein stukje dapper door, maar toen kwam er een ander mooi garen langs. Ik breide een paar sokken. En een muts, en nog een muts. En toen werd het koud en vond ik dat ik een warm vest voor in de tuin nodig had.

Warm voor de winter

Ik breide het op pennen 4,5 van Cascadewol die me geleverd werd door huisdealer zevenkatten.nl .

Kabels breien is leuk.

Toen het eenmaal af was, was het natuurlijk niet koud meer, dat is zoals die dingen gaan. Het vest zal me beslist goed van pas komen in de komende winters dacht ik, en ik begon blijmoedig weer aan een sok. Maar ergens bleef tijdens al deze zijsprongen de gedachte aan Katherine Howard me wel dwarszitten. Ik hou niet van opgeven. Ik noem mijzelf vaak een procesbreier, het gaat mij meer om de bezigheid dan om het product, maar ik wil wel graag iets moois en draagbaars maken. Uithalen en opnieuw beginnen? Nee, niet met deze mishandelde wol. Dus gewoon helemaal opnieuw beginnen, en dat deed ik. Nu niet met lange draden in knotjes of visjes, maar kortere stukken wol. Ik schafte materiaal aan, ik maakte proeflapjes en zelfs een toile, en ik begon opnieuw. Katherine de Tweede.

het schootje aan het achterpand is al klaar.

De eerste poging beschouw ik maar als een heel degelijke oefening. Een super-proeflapje. De Katherine Howard waarnaar het patroon vernoemd werd kreeg geen tweede kans.

Pink Floyd aan je voeten

Ik breide voor Echtgenoot Yep een paar sokken. Gewoon, rechtuit sokken met een verstevigde hiel om te dragen in zijn werkschoenen op de tuin. Op zich allemaal niet zo bijzonder, maar het materiaal is dat wel.

De wol is geverfd naar het voorbeeld van het legendarische album Dark side of the moon, van Pink Floyd. Ik geloof dat de Echtgenoot dat wel waarderen kan.

Vier films en een tv-serie

Als ik naar de film ga neem ik een breiwerk mee, maar niet iets moeilijks.

Deze sjaal was erg geschikt voor de bioscoop: recht gebreid met elke tweede naald één steek minderen aan de ene kant en twee meerderen aan de andere. Dat maakt een interessant model van een langgerekte driehoek, en je kunt dóórbreien tot het garen op is. Erg geschikt voor een van mijn vele bollen sokkengaren dus! Ik koos een bijna effen blauwe en breide tijdens A Star is Born en tijdens Wad, ik zag Van verlies kun je niet betalen en een documentaire over Maria Callas. Thuis keek ik naar De Kijk van Koolhoven, wat ik film genoeg vond voor de filmsjaal, en toen was het garen op ook. Maar ik vond ik de sjaal nog wat te klein, dus zocht ik er een restje wit sokkengaren bij en maakte er -bij daglicht- een kantrand langs.

Toen leek het er meer op. Eergisteren blockte ik de sjaal. Dat is toch een beetje toveren, je begint met iets dat het meest op een pak noedels lijkt en eindigt met een glorieuze kanten rand.

Waarna je een heel bruikbaar accessoire hebt.

 

Net zoiets als fietsen

In 2008 gaf ik mezelf een workshop spinnen cadeau, om het behalen van mijn modevakschool-diploma te vieren. Echtgenoot Yep gaf me dat jaar voor mijn verjaardag een prachtig spinnewieltje en ik had er een paar topdagen mee bij Jacey Boggs. Ik leerde van haar effectgarens te maken, met sliertjes en bobbels en met verschillende materialen door elkaar gebruikt. Eenmaal thuis spon ik in één lange sessie een grote bol lontwol tot dik-dun garen.

Dat was erg leuk om te doen. Ook omdat ik het materiaal zo mooi vond (en vind), het is merinowol, in allerlei blauwen geverfd. Ik wond het op strengen en keek er verliefd naar. Maar ja. Het is ongetwijnd garen, niet prettig om mee te breien en door het dik-dun zal het beslist erg pluizen, het is niet of nauwelijks wasbaar… Het garen leek voorbestemd om levenslang te krijgen in de voorraadbox onder mijn bed, waar het motvrij en veilig lag terwijl het spinnewiel ook weinig meer te doen kreeg. De volkstuin, de kledingmakerij, allerlei andere leuke dingen drongen zich op de voorgrond.

Een jaar of wat later schafte ik, verblind door de mooie kleur een bol kobaltblauwe Lana Grossa Olympia aan. Waar was mijn verstand die dag? Olympia is pluizige wol, zo dik dat het op pennen 12 gebreid moet worden en het is ook al ongetwijnd. Alleen die kleur…zo mooi! De Olympia verdween ook in de kerker-onder-het-bed. Ik kwam het vorige week tegen toen ik er iets anders wilde verbergen.  Het lijkt warempel wel lontwol, dacht ik nog. Wacht even… het lijkt inderdaad lontwol, maar dan iets teveel gedraaid. Het spinnewieltje werd afgestoft en opgetuigd, ik bleek het nog best te kunnen, spinnen verleer je niet. Ik spon een heel stuk van de Olympia achteruit, zodat de twist er uit ging en het inderdaad dunne lontwol was. Daarna spon ik er een regelmatige, dunne draad van. Die twijnde ik met mijn -na tien jaar ook weer bevrijde- dik-en-dunne merino.

Tadaaaa! Dat werkt prachtig. Wat een mooi garen is het zo. Doordat het getwijnd is heeft het balans, de Lana Grossa is gedeeltelijk plastic (ik weet niet eens wat voor plastic, maar het zal ongetwijfeld een acrylvariant zijn) en dat brengt wat stevigheid.

Ik breide er een klein proeflapje van om te zien of ik er ideeën van kreeg, want ik heb geen idee wat met dit garen te maken.  Ik moet bekennen, ik weet het nog steeds niet. Het blijft natuurlijk onpraktisch materiaal, niet goed wasbaar en het zal nog steeds behoorlijk pluizen. Het is een lastig vraagstuk, of ik uren en uren ga besteden aan het spinnen van garen waar ik waarschijnlijk nooit wat bruikbaars van maak. Of misschien kan ik het garen als het eindproduct beschouwen. Moeilijk. In de ene hoek de calvinist, in de andere hoek de artiest, klaar voor de zoveelste ronde.

Chapeau, chapeau!

Op vakantie nam Echtgenoot Yep het grootste deel van het autorijden voor zijn rekening. Eigenlijk reed hij alles, behalve die ene keer terug naar de tent van een restaurantje, toen hij wat meer had gedronken en ik wat minder. Ik gebruik al die passagierstijd om te breien. Ik had, voordat we vertrokken, samen met YvonneP vijf breiwerken geselecteerd die mee mochten. Dat was natuurlijk wel erg ambitieus…. er werden twee mutsen voltooid.

Ten eerste een wurm. De vijfde of zesde denk ik, ze zijn prettig om te breien, min of meer op de automatische piloot. En ze zijn leuk om te dragen, hoewel ik natuurlijk maar één hoofd heb, en dat hoef ik niet al te vaak warm te houden…. vijf min of meer dezelfde mutsen is wel een béétje raar. Maar goed. Deze maakte ik van een effen grijze wol gecombineerd met een langzaam van blauw naar paars verlopend garen, beide van het merk Kauni. Ik heb nog genoeg van beide kleuren voor een bijpassende sjaal.

En ik maakte een Brackish hat van een “kit” van Stephen en Penelope. Fijn, zo’n kit: er zit een patroon in, en precies genoeg garen. Leuk ding, niet?

De minderingen bovenop de muts maakte ik eerst volgens de werkbeschrijving maar ik vond het erg lelijk. Ik haalde het weer uit en maakte een gladde bol met de minderingen in een zeshoek.

Daarvoor had ik dus net weer te weinig blauw garen (tja, wees eigenwijs en betaal de prijs) dus gebruikte ik nog een stuk van het grijze garen waar ik wel wat van over had. Ik maakte een pompon wat ik sinds de kleuterschool (van de Vrije School) niet meer gedaan had, en monteerde hem er op. Ik ben dik tevreden!

Wurm en spinneweb

Ik had het warm toen ik ‘s avonds van Kapelle naar huis fietste dus deed ik mijn mooie blauwe muts af en legde hem in mijn fietsmandje. Toen ik thuis aankwam was hij weg. Ik treurde er wel even om, het was een mooie muts. Sinds ik een kort kapsel heb krijg ik snel een koud hoofd zo ‘s winters, dus moest ik snel een nieuwe breien*.  Ik breide een Wurm want de vorige drie bevielen me prima. Ik gebruikte resten wol van twee  verschillende vesten.

Ik deed aan creatief minderen, zodat er een spinnenweb bovenop de bol ontstond.

En  ik maakte de steekmarkeerder die ik erbij gebruikte aan de rand vast. Laat die kou maar komen.

*Ik heb natuurlijk een stuk of zes mutsen, dus dit is echt een slechte smoes

De Ballen

Ik breide een sjaal. Ik breide een sjaal. Een dubbelgebreide sjaal, dus. Hahaha grapje.

Ik gebruikte één streng wollmeise twin (de blauwe) en anderhalve “zauberball”. Die laatste is niet getwijnde wol. Dat heeft nadelen, maar een voordeel in dit geval is dat het wat pluizig wordt na het breien, een mooi contrast met de gladde wollmeise. De techniek van dubbelbreien moest ik wel onder de knie krijgen, in het begin ging het langzaam. Je breit met twee draden tegelijk één recht en één averecht, de rechte steken met de ene kleur, de averechte met de andere. Als je dan op het juiste moment van kleur wisselt krijg je dit effect.

Het is vrij dun garen dat ik breide op pennen drie, het was best véél breiwerk voor ik een beetje bruikbare lengte sjaal had…. Ik was er klaar mee voor het klaar was zeg maar. Maar een te korte sjaal is ook een ergernis dus ik heb de hele streng wollmeise uiteindelijk opgemaakt. Bij het blocken zijn de ballen, perfect rond tijdens het breien wat meer ovaal geworden maar dat is niet erg. Hij is af, hij is af! Ik vind hem prachtig!

Ontrouw

Weet u nog dat ik in Augustus een inventaris maakte van al mijn breiwerk?

De spiegelsokken werden voltooid (eindelijk! elf jaar onderweg geweest, minstens).

Echtgenoot Yep kreeg een paar perfect dezelfde sokken naar ontwerp van Arne en Carlos. Dit was mijn laatste bol Regia Pairfect en ik ga het niet meer aanschaffen. Echtgenoot Yep vindt zijn nieuwe sokken wel fijn, geloof ik.

Ik voltooide mijn vest, hier op de foto getoond door Marie Antoinette op het balkon. Het is gebreid uit één hele streng Wollmeise Lace in de kleur Grand mère. Ik vind het prachtig materiaal waar ik een vreemd probleem mee heb: ik denk dat het duur is; het kost 46 euro per streng. Dat lijkt ook wel veel misschien maar een heel vest voor 46 euro is bepaald voordelig. Het is goed gelukt, het heeft een interessante structuur door het ajourpatroon, maar het zakt wat van mijn schouders. Misschien moet ik het dragen met een mooie sluitspeld.

Ik haalde het groene sjaaltje uit, en gaf het glitterproject weg. Dat ruimde lekker op. Maar toen ging het mis. Ik breide echt wel een heel stuk verder aan de sjaal met ballen. En ik besteedde minstens twee avonden aan het log-cabin kussen. Maar in de kast vond ik een streng blauw Manos del Uruguay garen  met zijde er in. Die lag er al sinds 2008, dus zo’n verrassing was het niet. Maar had ik ooit die mooie diepe glans goed gezien? Was het niet het perfecte materiaal voor een reliefsteek, stevig en toch zacht? En die kleur…. ik gooide alle plechtige beloften overboord.

Ik maakte er een baretje van in gerstekorrel.

Met een heel chique binnen-boordje. Het kleurt niet bij mijn kobaltblauwe jas, dus ik draag het niet maar is het niet mooi?

En toen zag ik in de webshop van Ysolda het materiaal en patroon voor deze wanten. Inmiddels ligt het naast me op tafel, ik begin er aan zodra dit blogje klaar is. Bij het zien van dit materiaal kon ik me nog maar net inhouden, ik heb het niet gekocht. Maar veel scheelde het niet. Gelukkig ben ik alleen op het gebied van wol en lapjes zo trouweloos.