In de volkstuin hebben we twee nestkastjes. Eén van de twee (vorig jaar nog huis van een pimpelmezenfamilie) bevat een kolonie hommels. Die zijn verrassend waaks, als het op verstoring van hun huiselijke rust aankomt. Yep was nietsvermoedend aan het harken, iets te dichtbij naar des hommels’ zin, hij moest rennen om aan een kwaaie formatie te ontkomen.
In het andere huisje woonde een koolmezengezin. We zagen vader en moeder in hoog tempo wormpjes en rupsjes aanbrengen. Gelukkig heeft niemand in onze directe omgeving de buxusmot bestreden.
Het viel ons op dat we één van beide ouders duidelijk fladderend hoorden vliegen, de andere was veel stiller. Het bleek dat het vrouwtje geen staart meer heeft.
Kort daarop vond Yep al haar staartveertjes bij elkaar in de tuin. Het vliegen moet daarmee behoorlijk zwaarder zijn voor een mees, de staart zorgt voor draagvlak en helpt bij het sturen in de lucht. Daarbij zal het best een blessure zijn, ik stel me zo voor dat het uittrekken van alle staartveren bepaald pijnlijk is. Hulde dus, voor deze mezenmoeder. Al haar kinderen zijn succesvol uitgevlogen en gaan onze oogst ontdoen van rupsen.
In januari 2015 kwam Floor bij ons wonen. Ze bleek een buitengewoon productieve legkip, bijna drie jaar legde ze consequent elke dag een ei. Het moeten er totaal toch gauw 1000 zijn geweest. Ongelooflijk, niet? Ze was de onderste in de pikorde maar kipje-de-voorste als er wat te halen viel en meestal de anderen te vlug af. We noemden haar ook weleens Wethouder Hekking.
Nadat ze stopte met eieren leggen heeft ze nog een jaar van haar pensioen genoten. Gisteren werd ze ziek en kwam het nachthok niet meer uit, vanmiddag is ze overleden.
In de buurt van mijn werk loopt een gehandicapt kauwtje. Zijn (of haar) rechtervleugel hangt er onbruikbaar bij en de slagpennen zijn afgesleten van het over de grond slepen. Vliegen is er dus niet bij. Maar deze vogel weet zich verbazend goed te redden. Hij is vaak te vinden tussen de struiken in de Manhuistuin, ik zag hem daar soepeltjes in een boom klimmen met gebruik van poten, snavel en één vleugel. In het buurtje is van alles voor hem te vinden, er is een viskraam, een pizzabakker, een warme bakker en een snackbar waar hij zijn kostje bij elkaar scharrelt. Hij is -logisch- een stuk schuwer dan zijn soortgenoten, die wél gezellig met hem samen op straat lopen te kuieren. Maar een goede foto van hem maken is dus nogal lastig…
neem maar van me aan dat dit hem is. Wat een stoere vogel. Respect!
Nog een gehandicapte vogel: de kip die wij heel fantasievol de naam Die Andere gaven is volgens ons blind. Of toch minstens erg slechtziend. Als de ren opengaat gaat ze niet met haar collega’s mee buiten wormen zoeken, lekkere hapjes die we pal voor haar snavel leggen pikt ze niet op. Maar de voerbak weet ze wel te vinden, ze is gezond en ziet er patent uit. Het is in kippenjaren ook echt een oudere dame, ze woont sinds juni 2014 bij ons en legt allang geen eieren meer. Ze mag nog een tijdje van haar pensioen genieten.
Precies een half jaar nadat ze uit het ei kwam legde één van de jonge kipjes haar eerste ei. We weten natuurlijk niet of het Fiep of Keet was.
Het is nog maar een klein eitje.
Op deze foto is goed te zien dat de meisjes nog maar een beetje kleiner zijn dan Donkeroogje, hun adoptiemoeder. Die nu bepaald niet lief meer is voor ze, maar dat heb je nu eenmaal in een matriarchaat met een pikorde. Ze zien er patent uit! De oudjes leggen ook nog steeds eieren, hoewel wat minder frequent. Het zijn topkippen.
Over een maand kunnen we verwachten dat de haantjes in ons kuikentoom beginnen te kraaien. Als we weten welke de jongens en welke de meisjes zijn zullen er onherroepelijk wat weg moeten. In ieder geval de haantjes, maar meer dan drie legkippen is ook -in ons stadstuintje- onwenselijk. Als er meer dan drie hennetjes bij zijn zullen we daar ook een keuze moeten maken. Daarom, en ook om het resultaat te laten zien aan de fokker van wie we de broedeieren kregen, wilden we ze allemaal eens goed op de foto zetten.
‘s Avonds, toen het goed donker was stelden we de camera op in de bijkeuken, op een statief. We deden zoveel mogelijk licht aan en haalden één voor één de kippen van stok om een goede foto van ze te maken. ‘s Nachts, met hun erwtenformaat breintjes in de slaapstand, blijven ze min of meer staan waar je ze neerzet. Dat lukt overdag beslist niet.
Toen we nummer zes gingen halen konden we niet meer zien welke er nog niet mee geweest was, en wilden we de hele menigte in het kippenhok niet nog langer lastig vallen. Elke keer als we een kip van stok pakten was het groot misbaar natuurlijk. We hebben de gefotografeerde kippen ook allemaal even gewogen. Fiep en Keet, de twee kleinsten, waren 800 gram, wel wat weinig. Dat heeft denkelijk te maken met het feit dat ze wat laat in het jaar zijn uitgebroed, ze moeten behoorlijk eten om te groeien en in deze tijd van het jaar zijn de dagen gewoon te kort om genoeg binnen te krijgen. En (kip-en-ei verhaal, hahaha) omdat ze de kleinsten zijn, zijn ze het laatst in de pikorde. Ze grijpen dus wel eens mis, denk ik. De twee grootsten waren omstreeks anderhalve kilo.
Ze zijn in vijf weken van half handjevol kuiken tot driekwart kip uitgegroeid. Ik vraag me af waarom “de industrie” het nodig heeft gevonden nog extra plof in de vleeskuikens bij te sleutelen. Het gaat zo al ongelooflijk snel!
In onze achtertuin wonen inmiddels negen hoenders, uit de broedeieren kwamen zes gezonde kuikens. Twee grijsjes en vier zwartwitte. Ik heb geen televisie meer nodig, ik kan hele dagen naar het gedoe in het kippenhok kijken.
Moeders Die Andere en Donkeroogje zijn toevluchtsoord en centrale verwarming voor het grut en ze geven de kleintjes les in eten, graven en soigneren. Het is schattig. (Die bolle witte kontjes!) Ze kunnen enorm hard rennen, met wapperende mini-vleugeltjes, vooral als een van de moeders het geluid voor “kijk eens, ik heb wat lekkers gevonden” maakt. Kip Floortje -inmiddels Tante Floor natuurlijk- was de eerste dagen ook wat moederlijk, maar ze is al dat gepiep en gefladder nu wel zat geloof ik… ze deelt af en toe een houw uit. De kuikens leren snel: ze blijven op afstand.
De oudste (er zaten bijna twee dagen tussen het uitkomen van het eerste en het laatste ei) heeft iets te grote oranje voeten, dus die heet inmiddels Willem Alexander. Nummer twee heet Joop, naar Joop Zoetemelk. De rest heeft nog geen namen*, we weten trouwens ook nog niet of het haantjes of hennetjes zijn.
Het is een heel gezorg, met kuiken-opfokvoer en steentjes in de waterbak want kuikens schijnen te kunnen verdrinken in een heel klein beetje water.
Het nachthok staat op poten, een halve meter hoog. Daaronder is een ruimte waar het voer en drinken staat en er is een kippentrapje vanuit de ren naar binnen. ‘s Avonds lopen de moeders het trapje op naar het nachthok en roepen dan de kleintjes. Die het concept “trapje” echt niet begrijpen en dus luid piepend om hun moeder recht onder het nachthok gaan staan. Want dáár horen ze haar, niet aan het begin van het trapje. Echtgenoot Yep gaat dan de ren in, raapt de kleintjes één voor één op en loodst ze het trapje op, in de hoop dat in hun minieme breintjes iets van de ervaring blijft hangen waardoor ze het binnenkort wél zelf doen. Hij noemde het zelf “didactisch verantwoord”. Ik hoop dat het inderdaad zo werkt, dat ze niet het trapje gaan associëren met een enorme enge reus die ze vangt. Het is niet in te schatten hoe groot het cognitief vermogen van zo’n paniekerig piepend donzen balletje is. Hoewel ze vrij snel doorkregen dat ze bij de snavel van Floortje uit de buurt moeten blijven, dat dan weer wel. Om het ze iets makkelijker te maken met hun korte pootjes heb ik elastiek tussen de treden gespannen, zodat ze wat meer houvast hebben.
* De naam Fiep is door K:)dootje gereserveerd voor een van de hennetjes. In het kader van “wij weten wél wat er in de eieren zat”
De kip die wij de poëtische en toepasselijke naam Donkeroogje gaven werd broeds. Ze zat op het legnest, maakte “kloek” geluiden en maakte zich zo breed mogelijk. Nu is ze drie en een half jaar, en al sinds september 2014 aan de leg. De verwachting is dat ze binnen afzienbare tijd aan haar pensionering zal beginnen. Dus toen ze broeds werd bedachten we dat het leuk zou zijn als zij onze volgende generatie legkippen zou gaan uitbroeden en grootbrengen. Een laatstekansmoeder, zeg maar. We maakten een kistje met stro voor haar (oorspronkelijk bevatte het kistje drie flessen wijn) en belden een fokker die zich met hetzelfde ras (Marans) bezig houdt, want natuurlijk moeten er dan broedeieren komen van kippen die wél een haan hebben. De fokker gaf ons er twaalf (!) cadeau. Gemiddeld komt 60 procent van de eieren uit, is de theorie. De helft daarvan is haan. Dus de kans op drie hennetjes is zo het grootst. Maar er zijn erg veel onzekere factoren. De fokker vertelde dat het wél laat in het jaar is om te broeden. En dat zijn haan nog een jongeman is, wel enthousiast aan zijn taak begonnen maar of er al bevrucht wordt was nog niet vastgesteld. En dat Marans kippen niet zulke beste broeders zijn, hij zelf had een Australorp ingezet als broedkip en universele adoptiemoeder. Nuja, het is een gok, dachten wij, en stopten alle eieren onder Donkeroogje in het kistje. Ze begroette het vooruitzicht van een groot gezin met enthousiasme en broedde geconcentreerd voort.
De tweede dag dat ze zich zo vol toewijding op haar aanstaande moederschap richtte besloot haar zusje (met de ook al zo toepasselijke naam Die Andere) dat ze óók moest gaan broeden. Hoe ze het deed weten we niet, maar ze zag kans om twee eieren zonder ze te breken vanonder Donkeroogje en uit het kistje te manoeuvreren. Nu zitten de dames vredig naast elkaar, de één in een kistje, de ander op de bodem van het hok, en Floortje loopt eenzaam en alleen in de ren. Hoe verder gaat weten we niet, want vanavond vertrekken we voor een weekje, en zal onze huis-oppas voor de dames zorgen. Maar spannend is het wel, allemaal! Zullen de eieren bevrucht zijn? Zullen de dames (of minstens één van de twee) het drie weken volhouden? Krijgt Floortje het ook te pakken?
Dochter zei dat het begrip Surprise-ei een heel nieuwe betekenis krijgt zo.
Terwijl op de volkstuin Echtgenoot Yep aan de infrastructuur van onze gebiedsuitbreiding werkte (zo, dat klinkt professioneel) plantte ik Roma tomaten, augurken, komkommer en paprika in een daarvoor speciaal aangelegd perkje. Beschut achter het schuurtje staan ze daar lekker in de zon.
Ondertussen zijn de aardbeien rijp en er zijn meer liefhebbers voor. Wegens de droogte is de oogst in het bedje naast ons huis wat klein, we hebben niet de moeite genomen om er gaas overheen te zetten.
Deze merel-jongere betrapte ik met het aardbeiensap nog aan de snavel en zo volgevreten dat hij niet wegvloog toen ik hem fotografeerde.
Het was een stralende warme dag vandaag op de volkstuin. De fruitbomen bloeien, de bijen en hommels werken zich uit de naad. We verwijderden het hoge gras tussen de frambozen en bessenstruiken, zodat de grasmaaier daar straks weer langs kan. Ook maakten we een “rug” voor de asperges. Toen we even zaten uit te blazen (op een dekentje onder de pruimenboom) zagen we een winterkoninkje in en uit ons schuurtje vliegen. Hij bleef steeds even op de drempel zitten.
Echtgenoot Yep fotografeerde hem. En daarna keken we eens goed rond in het huisje, wat hij daar nu toch steeds aan het doen was. Hij zit er vaker, er liggen vaak kleine vogelpoepjes op de vloer en de werkbank. ‘s Winters is het een prettig beschutte plek denk ik, hij kan onder de dakrand door makkelijk in en uit vliegen.
Van ons beiden hangt er een fleecejas in het huisje, voor als de avonden koud zijn. In de jas van Echtgenoot Yep, achter de zak, zit een kunstig gevlochten nestje. Inderdaad een super veilige plek om je kinderen groot te brengen! Binnen in een huisje, verstopt in een warme jas. Ik hoop dat onze regelmatige aanwezigheid de aanstaande ouders niet teveel schrik aan zal jagen. Hoewel, winterkoninkjes (de mannen) maken meerdere nesten, waarna het winterkoninginnetje kiezen mag. Misschien is ons schuurtje als koninklijk paleis niet zo geschikt… we zullen zien.