Hertjes

In het natuurgebied achter ons volkstuincomplex woont van alles: fazanten, hazen, ganzen, reeën… De meeste grotere dieren zijn wel eens gefilmd met onze wildcamera. Er is ook een vos, weten we sinds kort, maar die heeft zich niet laten filmen.

Het is erg leuk om de reeën “in het echt” te zien als ze lopen te grazen. Dat kan nu ook prima, het terrein is kort gemaaid. Over een maandje is het riet en het gras weer te hoog om ze te zien.

Wat ik vandaag maakte: een stapel

De takken die van een knotwilg af geknot worden zijn niet van die dunnetjes. Bij ons dan, wij knotten onze vier wilgen om het jaar en soms laten we ze zelfs drie jaar met rust.

Wilgenhout is niet het allerbeste brandhout, maar we willen geen stookhout kopen en ondertussen ons zelf gekweekte materiaal naar de stort brengen. Dus zaagde ik kachelhout van wilg en ook van een dikke tak van de mirabellenboom. We hebben geen motorzaag, zo krijg je het twee keer warm van je kachelhout.

Januari

De stucadoors, schilders en behangers zijn klaar met ons huis, we konden onze spullen weer terug zetten. Toen we de bovenverdieping leeg maakten moest dat in één dag, dus gooiden we hupfluks alles in dozen en zakken en sjouwden het naar de schuur. Toen we het weer terug konden zetten deden we dat zorgvuldiger en ruimden en passant een boel op.

Ik sorteerde zelfs mijn naaigaren op kleur.

Kleindochter K. kwam logeren, gezellig! We knutselden en we gingen naar het zwembad en aten pannenkoeken.

Echtgenoot Yep kreeg -naast de traditionele kleuterschoolverkoudheid- een mooi portret van een giraf van haar.

Ik verwerkte een grote zak vol bieten tot heerlijke salade met appel en ui, en weckte dat. Wel tien toekomstige maaltijden.

In de tuin groeit nu niet veel, hoewel er een hoop te doen is: wilgen knotten, fruitbomen snoeien, spitten en opruimen in het algemeen.

In de kas stond een aardige hoeveelheid witlof ingekuild, dat kon geoogst worden.
Ik maakte er een tarte tatin van, met geitenkaas. Dat wordt een blijvertje.

Ook probeerde ik een oeroud recept uit: Gedroogd vlees. Beef jerky of biltong wordt het ook wel genoemd. Volgens de schrijfster van “de stam van de holenbeer” werd het in de tijd van de neanderthalers al gemaakt om vlees te conserveren. Natuurlijk is dat een roman en dus fictie, maar ik begreep dat zij haar huiswerk goed heeft gedaan vóór ze het schreef… ik geloof wel dat dit klopt. Hoewel de vroege mensen natuurlijk gewoon hun vuurtje gebruikten en ik een elektrische voedseldroger. En mijn zoon, die me dit recept gaf, gebruikt zijn grote groene barbeque, dat kan dus ook.

Het is erg lekker, maar ik heb ‘t wel wat te zout gemaakt denk ik.

En ook, eindelijk eindelijk, staat mijn naaimachine weer op haar plek.

Ik heb zingend van genoegen eerst eens een paar babypakjes gemaakt.

Midden in de winternacht

Eerste kerstdag vierden we met de familie, heerlijk om ze weer te zien. Tweede kerstdag deden we iets héél anders.

Het huisje op de volkstuin is zo buiten het seizoen grotendeels leeg: de grasmaaier en divers ander gereedschap is elders ondergebracht. En er staat een kachel (maar er is geen elektriciteit, geen stromend water). Dus namen we alles mee wat we hebben aan verlichting-met-batterijen, een stapel droog brandhout en ook een zak waxinelichten. En de barbecue, eten, drinken en een draagbaar luidsprekertje voor de kerstmuziek. K:)dootje en haar meneer deden mee.

We hingen wat lichtjes in de appelboom bij gebrek aan denneboom, wij zijn geen kniesoren. Het huisje zag er gezellig uit, van buiten én van binnen. De kachel hield het allemaal behaaglijk, het eten was heerlijk. De door K:)dootje in een thermosfles getransporteerde stoofpeertjes konden nog even op het kacheltje verder garen (nee, níet meer in die thermosfles natuurlijk), wat ze nog lekkerder maakte. We dronken op K. die de dag voor Kerst het grote podium verliet, de gedachte dat hij bij Petrus voor de poort staat samen met Aartsbisschop Tutu was wel troostend.

Het is wel goed om te ontdekken hoe luxe het hedendaagse leven is: dertig waxinelichten en vier lampjes op batterijen waren wel érg gezellig maar eigenlijk, voor het praktische, geen licht genoeg. Een houtkacheltje aanhouden is een bezigheid op zich. Maar wat een fijne avond was het.

Mijn vriend Emile

Elk jaar als we in Lyon zijn komen we -de eerste keren toevallig, maar latere jaren doelbewust- in de winkel van Emile Henry terecht.

Emile produceert en verkoopt aardewerk, denk aan ovenschotels en dergelijke. Mijn tajine komt er vandaan, die heeft een gietijzeren schotel en een aardewerken deksel. Ik kocht er mijn quichevorm en nog zo wat klein spul. Deze keer had ik bedacht dat ik een tarte tatin vorm wilde meenemen. Eigenlijk een bakvorm die op het vuur kan om er karamel in te maken, waarna er appeltjes in gelegd worden en een lap deeg er overheen, daarna gaat de bereiding verder in de oven. Er zijn, naast de traditionele karamel-appeltjes, ook veel hartige tarte tatin-recepten te vinden en allerlei zoete variaties met andersoortig fruit. Zo’n bakvorm heeft oren aan twee kanten zodat het zaakje na het bakken probleemloos kan worden gekeerd.

Emile had alleen aardewerken tarte-tatin vormen. Huh, dacht ik nog… hoe maak je karamel in een aardewerken vorm? Maar deze kan gewoon op een vlam verwarmd worden, tot heet genoeg om suiker te smelten. Er zit een serveerschotel bij die precies past, zodat je spettervrij kunt omkeren. Ik moest wel even aan de gedachte wennen van een aardewerken schotel op het fornuis, want mij is altijd geleerd dat het daarvan breken zou. Ik probeerde het en het brak niet.

En de taart die er daarna in gebakken werd ging wel stuk. Vrij snel zelfs, het was heerlijk!

Volgend jaar een pizzasteen. Of misschien een broodcloche….

Lichtjes in Lyon

Vorig jaar werd het fête des lumieres in Lyon afgelast vanwege Corona, dit jaar ging het in aangepaste vorm wél door. Na wat nadenken en twijfelen besloten Yep en ik er naar toe te gaan. De achtste keer dat we gingen, twee nachten en met de trein heen en weer.

Dat was genieten. Het was kleiner van opzet, er waren geen kraampjes waar eten en drinken werd aangeboden. Dat maakte de sfeer heel anders. Mondkapjes waren overal verplicht, buiten op straat ook, bij alle binnenlocaties werd de QRcode gescand. Maar het was óók rustiger wat betreft bezoekers, er was meer ruimte tussen de projecten. Dat was fijn, voorgaande jaren vond ik de mensenmassa wel eens wat te veel. Nu dus niet, hoewel we later hoorden dat er zaterdagavond maatregelen zijn genomen om mensen te ontmoedigen naar het park te komen: het werd te druk. Toen waren wij alweer bijna thuis. Het is niet in tekst te vatten wat er te zien is op zo’n fête, deze video geeft een idee. Maar eigenlijk moet je erbij zijn.

Het winnende team

In 2013 breide ik een lang, groen vest. In 2016 gebruikte ik hetzelfde patroon voor een paarsrood exemplaar.

Beide heb ik elke winter vaak aan, hoewel de groene nu wel echt op is en als kluskleding wordt ingezet. Het model is prettig, ze staan me goed. En zo kwam het dat de postbode vandaag ten derde male een pak Wollmeise DK kwam bezorgen, deze keer in een diep-verzadigd marineblauw.

Het is het één na leukste moment van een breiwerk, al dat mooie materiaal zo vlak voor het begin.

Holy Ravioli

Als goedbedoelende thuiskok met eigenlijk altijd een tijdprobleem staat ravioli niet vaak op het menu. Het is bewerkelijk en natuurlijk een klein hapje of voorgerechtje, dat maakt het alleen voor winterse zondagmiddagen geschikt. Maar ik maak wél vaak mijn pasta zelf, daarvan blijft eigenlijk altijd wel wat over. Dat wordt dan tot kippenvoer verwerkt, ik gooi geen eten weg. Ik gun onze gevederde vriendinnen het beste, echt wel, maar om ze verse pasta te voeren vind ik toch wel een klein beetje zonde.

En in de onvolprezen “Wat schaft de podcast” vertelde een Italië-kenner dat in ravioli altijd restjes worden verwerkt, denk aan stoofvlees bijvoorbeeld.

Hee, dacht ik. Twéé restjes in een gerechtje! Ik had wat boeuf Bourguignon in de koelkast en een rolletje pastadeeg, genoeg voor 10 “mezzaluna”. Dat gedoe met envelopjes vouwen werd me niet helemaal duidelijk, maar rondjes uitsteken en die dubbelklappen, dat lukte me prima. (En de stukjes tussen de rondjes bleven toch wéér over voor de kippen.) Het geheel was in een kwartier gefikst en Echtgenoot Yep was er helemaal niet op tegen. Misschien tóch iets om vaker te maken.

Wieringer boontjes

Op zoek naar iets “nieuws” om in de tuin te verbouwen kom ik soms echt bijzondere dingen tegen. Ik wist bijvoorbeeld niet dat heilige boontjes échte boontjes zijn. En dat boerentenen ook eetbaar zijn. En dat pronkbonen inderdaad de goede naam hebben. Dat alles was bijvangst, want met het verhaal van de Wieringer boontjes zou je een historische roman kunnen vullen. Oorspronkelijk was Wieringen -toen nog een eiland- de eerste aanlegplaats en overslaghaven voor de schepen van en naar de Oost, en gedroogde bonen waren natuurlijk makkelijk mee te nemen als voedsel voor de lange reis. De Wieringer boeren waren ook niet dom, die gingen allemaal bonen telen.

Toen de scheepvaart moderniseerde en Wieringen werd ingepolderd hield het kweken van de boontjes op. Ook doordat bonen steeds meer in blik verkocht werden en de grootgrutters belangstelling hadden voor precies vier soorten verdwenen De Wieringer boontjes helemaal. Onder andere samen met de Heilige Boontjes, en naaste familie de Soldatenbonen, (hm, heilige boontjes en soldatenbonen zijn tweelingen, dat is wel veelzeggend…) en de Pronkbonen en de boerentenen, maar daarover gaat het nu niet. Het zijden draadje waaraan het ras hing bleek in handen van Nederlanders die naar Amerika waren geëmigreerd: ze hadden het meegenomen als zaaigoed. En gelukkig zijn er mensen als Ruurd Walrecht, die een paar handenvol ervan wist te bemachtigen en die samen met de Volkskrant verspreidde onder enkele tientallen tuinders.

En kijk nou es! Weer gewoon verkrijgbaar. Wat een mooi boontje.

Ik ga ze volgend jaar ook in mijn tuin zaaien.

Het depot

Vandaag (vrijdag 5 november 2021) opent de koning officieel Het Depot van Museum Boijmans van Beuningen.

Echtgenoot Yep en ik, hip en on trend als wij zijn, marcheren natuurlijk altijd voor de troepen uit dus gingen we er al kijken. (oftewel, echtgenoot Yep is “vriend” van het museum en krijgt in ruil voor zijn jaarlijkse bijdrage uitnodigingen voor dit soort leuks)

Buiten voor de ingang worden grote lichtcirkels in alle kleuren op de vloer geprojecteerd, een kunstwerk van Pippilotti Rist. Dat wordt weer gespiegeld door de bekleding van het gebouw. Het is een magische entree.

Binnen is van allerlei te zien uit de collectie dat is opgehangen of geplaatst ter bezichtiging, maar we mochten ook rondkijken in restauratie-ateliers en in de feitelijke schilderijen-opslag. Het dak is ook iets heel bijzonders: een berkenbos op grote hoogte in een wereldstad. We gaan beslist nog eens vaker kijken.